Ik heb ooit eens, rond begin jaren tachtig, een tweewekelijkse bijeenkomst bezocht van de jeugdgroep
van een “volle” evangelie gemeente. Aan het eind van weer een hele avond praten over diverse
“zaken die de boodschap enigszins raken” vond ik na afloop tot mijn verbijstering mijn bijbel
nog ongebruikt onder mijn stoel liggen, en dat gebeurde zelfs meer dan eens. Achteraf werd me duidelijk
dat de betreffende jeugdleider destijds al verkapte New Age leugens verkondigde. Vandaar dus dat mijn
bijbel onder mijn stoel stof kon liggen happen. Want als er een ding is waar de satan een bloedhekel aan
heeft dan is dat wel het openen van Gods Woord.
Het verwoestende resultaat van dit ontstellende gebrek aan bijbelkennis binnen het evangelische wereldje was onder
andere dat ik aan de reacties op mijn website kon merken dat men zich massaal druk loopt te maken om allerlei bijzaken.
Bijzaken, die de satan als afleiding in de strijd werpt om toch maar vooral te voorkomen dat men gaat inzien waar
het evangelie werkelijk over gaat. Met als gevolg dat er van het huidige, in veel hokjes verdeelde, “christendom”
geen heil is te verwachten. Om dat aan de oprechten binnen dit geestelijke Babylon duidelijk te maken moet er wel
eens een scheidingsmuurtje tegen de grond gemept worden. We mogen ook niet uit het oog verliezen dat Jezus ooit
aan Zijn discipelen leerde dat er nog veel zou moeten gebeuren voordat de tirannie van de satan uit deze wereld
zou zijn verdreven. Als er iets is waar ik al tientallen jaren schrikbarend weinig over heb horen spreken en waarover
al net zo weinig wordt geschreven dan zijn dat wel de zonen Gods. Ik heb daarentegen nogal wat onderwerpen
telkens weer terug zien keren waarover men met zo'n fanatisme kon spreken of schrijven dat iedere afwijkende mening
al bij voorbaat tot in de kiem gesmoord werd. Denk ik bijvoorbeeld aan die keren dat ik mensen met vlammende ogen
bezig zag hun heilig huisje van de slopershamer te redden dan voel ik weer het klimaat van onverdraagzaamheid dat
dergelijke vlammenwerpers omringde. Meer dan eens was dat bedreigde “heiligdom” het onderwerp: Israël.
Als jochie was het mij destijds al duidelijk dat daarbij bijzonder venijnige en sluwe leergeesten aan het woord
waren. Als kind kun je namelijk opvallend goed aanvoelen wanneer “die grote mensen” grof staan te huichelen
en een loopje nemen met de waarheid. Alleen wat dat betreft is het al pure noodzaak om maar gewoon kind te blijven.
Dan weet je tenminste waar het evangelie werkelijk over gaat. Want: “het evangelie is veel te ingewikkeld
voor volwassenen. Alleen een kind kan het begrijpen”.
Kortom: men heeft binnen het christendom meestal de mond vol over bijzaken, of nog erger: over leringen
van boze geesten, terwijl het onderwerp zonen Gods door de zwijgzaamheid hierover grotendeels een
mysterie is gebleven. Alhoewel de term zonen Gods maar op enkele plaatsen in het Nieuwe Testament
gebruikt wordt is dit absoluut niet uit het evangelie weg te denken. Een in dit verband belangrijke uitspraak
van Jezus aan Zijn discipelen was: “Gij dan zult volmaakt zijn gelijk uw Hemelse Vader volmaakt
is” (Matth. 5:48). De zonen Gods en de gemeente van Jezus Christus
hebben alles met elkaar te maken. Wat daarbuiten valt zal tot het geestelijke Babylon behoren, de afvallige
kerk. De scheiding tussen de gemeente van Christus (de zonen Gods) en dit Babylon wordt gaandeweg duidelijker
zichtbaar. Het was te verwachten dat de grote meerderheid binnen het huidige christendom tot de afvallige
kerk zal gaan behoren. Het is namelijk een geestelijke wet dat de meerderheid altijd in het kwade is en
in Exodus 23:2 werd er daarom al voor gewaarschuwd: “Gij zult de meerderheid in
het kwade niet volgen, noch in een rechtsgeding getuigenis afleggen met de meerderheid mee, om het
recht te buigen”. Dat het ook met de grote bulk van de christenen fout zal aflopen voorspelde
Jezus al in Matth. 24:10 waar Hij zei: “En dan zullen velen ten
val komen en zij zullen elkander overleveren en elkander haten”. Met andere woorden: de meelopers
zullen meedogenloos door de mand vallen.
Om de oprechten onder de mensen voor dit onheil te behoeden bracht Jezus een evangelie voor alle dag, een praktijkgericht evangelie, dus door de gewone man met een oprecht hart toe te passen in de praktijk van iedere dag. Met droge theorieën en theologische beschouwingen waar geen sterveling mee uit de voeten kan hield Jezus Zich niet bezig. Jezus bracht dus een begrijpelijk evangelie omdat Hij onze beperkingen kent en Hij ons daarom ook niet opscheept met ondraaglijke lasten. Met dat laatste heeft de satan het erg druk. Als Jezus dan zegt: “Gij dan zult volmaakt zijn” heeft Hij het niet over een ongrijpbare verre toekomst maar over het hier en nu. Dat was een heldere boodschap die echter de mond gesnoerd werd door het geestelijke Babylon en zijn leringen van boze geesten. Toen Jezus aan het kruis de satan onttroonde omdat deze niet in staat was gebleken om, ondanks alle opgetrommelde hulptroepen, Jezus tot ongehoorzaamheid aan Gods verlossingsplan te dwingen brak er paniek uit in de hemelse gewesten en kwam de geestelijke oorlog in een nieuwe fase terecht. Omdat de satan besefte dat voor Jezus de weg nu open lag om de macht van de overste van deze wereld voorgoed te breken ging hij sinds Golgotha meer dan ooit als een brullende leeuw rond om te zoeken wie hij zou kunnen verslinden (1 Petrus 5:8). En wie zou hij daarbij vooral op het oog hebben? Zijn dat niet die mensen die in Openbaring 14:1-4 genoemd worden als de losgekochten van de aarde? We lezen daar: “En ik zag en zie, het Lam stond op de berg Sion en met Hem honderdvierenveertigduizend, op wier voorhoofden zijn naam en de naam zijns Vaders geschreven stonden. En ik hoorde een stem uit de hemel als de stem van vele wateren en als de stem van zware donder. En de stem, die ik hoorde, was als van citerspelers, spelende op hun citers; en zij zongen een nieuw gezang voor de troon en voor de vier dieren en de oudsten; en niemand kon het gezang leren dan de honderdvierenveertigduizend, de losgekochten van de aarde. Dezen zijn het, die zich niet met vrouwen hebben bevlekt, want zij zijn maagdelijk. Dezen zijn het, die het Lam volgen, waar Hij ook heengaat. Dezen zijn gekocht uit de mensen als eerstelingen voor God en het Lam”.
Toen God de mens op deze aarde plaatste om over deze aarde te heersen, was dat Zijn eeuwige bedoeling. In het boek Prediker vinden wij de conclusie: “Ik heb ingezien dat al wat God doet voor eeuwig is”. Van Zijn plan met de mens is God daarom ook nooit afgeweken, ook niet toen bij de zondeval de satan die macht in handen kreeg doordat de mens ongehoorzaam werd aan Gods verbod om van de vrucht te eten. Toen Jezus naar deze wereld kwam was dat niet alleen om de macht van de overste van deze wereld op Golgotha te breken maar ook om de in zonde gevallen mens met de Vader te kunnen verzoenen en om uiteindelijk ook die geroofde heerschappij weer terug te kunnen geven aan de mens. In tegenstelling tot de paradijselijke omstandigheden waaronder de eerste mensen een taak hadden gekregen hebben we nu echter te maken met het feit dat er een overste van deze wereld is die zijn ondergang ziet naderen. En die dit dan ook tot het laatst zal proberen uit te stellen. Omdat God die heerschappij aan de mens had gegeven is het nu de taak van de mens om deze weer terug te veroveren. Dit was het evangelie dat Jezus aan Zijn discipelen naliet. Pas toen zij de Heilige Geest hadden ontvangen waren zij in staat om het allemaal te bevatten en kon deze leraar ter gerechtigheid hen overtuigen van alles wat Jezus hun had geleerd. Zoals dat bijvoorbeeld in Joh. 16:12-15 door Jezus werd aangekondigd: “Nog veel heb Ik u te zeggen, maar gij kunt het thans niet dragen, doch wanneer Hij komt, de Geest der waarheid zal Hij u de weg wijzen tot de volle waarheid”.
Sinds de zendingsopdracht aan de discipelen is dit evangelie te vuur en te zwaard bestreden en zijn veel volgelingen van Jezus die er gehoor aan wilden geven vervolgd en vermoord. God heeft voor Zijn plan volmaakte mensen nodig omdat alleen zij die geen zonde meer kennen voor de satan ongrijpbaar zijn, zoals ook Adam en Eva dat waren voordat zij aan de verleiding tot zonde gehoor gaven. De satan weet dat diegenen die aan dit evangelie gehoorzaam willen zijn de grootste bedreiging vormen voor zijn rijk.
Jezus was voor de satan ongrijpbaar, ondanks het geweld dat hij losliet op onze Verlosser, met name aan het kruis en de marteldood die Jezus onderging. Dat liet jezus weten in Joh. 14:29-31: “En nu heb Ik het u gezegd, eer het geschiedt, opdat gij geloven moogt, wanneer het geschiedt. Niet veel zal Ik meer met u spreken, want de overste der wereld komt en heeft aan Mij niets, maar de wereld moet weten, dat Ik de Vader liefheb en zo doe, als Mij de Vader geboden heeft. Staat op, laten wij vanhier gaan.” Ook de zonen Gods krijgen hun deel van het kruis te dragen. In Openbaring 12 wordt dit beschreven in vers 4b en 5, waar staat: “En de draak stond voor de vrouw, die baren zou, om, zodra zij haar kind gebaard had, dit te verslinden. En zij baarde een zoon, een mannelijk wezen, dat alle heidenen zal hoeden met een ijzeren staf; en haar kind werd plotseling weggevoerd naar God en zijn troon”. Het gaat hier over de draak die voor de vrouw staat om haar kind te verslinden. Dit kind is een beeld van de zonen Gods. In Openbaring 12:2 lezen we dat de vrouw schreeuwde in haar pijn om te baren. Dit duidt op de enorme worstelingen in hun leven totdat die beloofde volmaaktheid is bereikt. Worstelingen met de tot wanhoop gedreven boze geesten die in opdracht van de satan schade moeten toebrengen aan een ieder die deze hoge weg wil gaan. Deze worstelingen met de satan en zijn gevallen engelen vormen ook een selectieprocedure. Een zeer strenge selectieprocedure zelfs. Van de 32.000 mannen die de richter Gideon wel graag wilden helpen om de vijandige troepen van Midian het land uit te knikkeren bleven, nadat God er Zijn selectieprocedure op had losgelaten, maar 300 man over! Iets dergelijks zal in deze eindtijd opnieuw gebeuren. In mijn eigen omgeving heb ik zien gebeuren dat “broeders en zusters” door de mand vielen en afvielen. Gevallen door de leringen van boze geesten die hen meesleepten. “Zij zijn van ons uitgegaan maar zij waren uit ons niet” schreef de apostel Johannes ooit in 1 Joh. 2:19.
Terug naar Openbaring 12. Want in vers 5 staat vervolgens: “en haar
kind werd plotseling weggevoerd naar God en Zijn troon”. Vertaald naar de praktijk van alle
dag is dit een beschrijving van het moment waarop een mens de volmaaktheid heeft bereikt, waarna de satan
geen vat meer heeft op zijn doen en laten. En evenmin op zijn gedachten, zo lezen we in Openbaring
7:3: “....en hij zeide: Brengt geen schade toe aan de aarde, noch aan de zee, noch aan
de bomen, voordat wij de knechten van onze God aan hun voorhoofd verzegeld hebben”.
In Jesaja 35:8-10 wordt dit beschreven als een gebaande weg, een heilige weg
waarop geen verscheurend dier kan komen. Met deze verscheurende dieren worden de ziedende boze geesten
bedoeld die net als hun bevelhebber, de satan zelf, tekeergaan om alles wat ook maar enigszins aan God
doet denken te kunnen vernietigen. Dat is ook te merken als “bijbelwetenschappers” weer eens
menen te kunnen bewijzen dat in de vier evangeliën (Matthéüs, Marcus, Lucas, Johannes)
een héél ander evangelie wordt verkondigd dan “Jezus uit Nazareth” oorspronkelijk
zou hebben gebracht. Waarop het advies volgt dat de mens maar beter zijn heil kan zoeken bij de god in
zichzelf (een New Age leugen!) of bij de vele nepgoden die diverse vijandige religies ons door de strot
willen duwen.
Jezus zei dan ook tegen Zijn discipelen: “In de wereld lijdt gij verdrukking...”.
Paulus schreef hierover in Col. 1:24: “Thans verblijd ik mij over hetgeen
ik om uwentwil lijd, en vul ik in mijn vlees aan wat ontbreekt aan de verdrukkingen van Christus,
ten behoeve van zijn lichaam, dat is de gemeente.” Hij getuigde van het kruis in zijn leven
dat hij vrijwillig droeg. En dat ook iedere zoon Gods in opleiding zal krijgen te dragen. Dit is
mede de reden waarom de zonen Gods uiteindelijk van mensen niets meer te verwachten hebben omdat de haat
van veel mensen zich tegen hen zal keren. Jezus maakte het Zijn discipelen dan ook duidelijk dat ze “door
allen gehaat zouden worden” en: “Indien zij Mij vervolgd hebben, zij zullen ook u vervolgen”
(Joh. 15:20). De apostel Petrus schrijft op zijn beurt in 1
Petrus 2:21: “daar ook Christus voor u geleden heeft en u een voorbeeld heeft nagelaten”.
Dit houdt in dat zij die de weg van Jezus willen gaan er door hun lijden een prijs voor moeten betalen.
In Matth. 10:38 zegt Jezus daarom: “en wie zijn kruis niet opneemt en achter
Mij gaat, is Mij niet waardig” en in Lucas 14:27 zegt Jezus het
zo: “Wie niet zijn kruis draagt en achter Mij komt, kan Mijn discipel niet zijn”. Met
andere woorden: “wie deze prijs niet wil betalen zal ook in Mijn heerlijkheid niet delen”.
Dit betekent beslist niet altijd dat iemand die de eindstreep niet haalt voor eeuwig
verloren zou zijn maar het betekent wel dat hij in het eeuwige leven niet die status zal krijgen die de
echte kruisdragers wel zullen verkrijgen.
Om dit leger van zonen Gods te kunnen vormen geeft Jezus in Matth. 28:19 aan
Zijn discipelen de opdracht: “Gaat dan heen, onderwijst al de volken in Mijn Naam en leert
hen onderhouden al wat Ik u bevolen heb”. Een discipel is dus een kruisdrager, die een kruis
in zijn leven kent waaraan zijn oude, zondige mens zal sterven. Die oude mens is er absoluut niet blij
mee maar hier komt ie dan: dit is een geestelijke marteldood. Als hij die eindstreep heeft gehaald
is hij een zoon Gods.
De leugen van het “zondaar zijn tot de dood”, die in diverse “traditionele” kerken
is te horen, gaat hier echter dwars tegenin. Heeft Jezus dit ooit gepredikt? Desondanks heeft men vele
eeuwen deze lering van boze geesten verkondigd terwijl Jezus' woorden hier duidelijk genoeg over
zijn! Alleen wie Jezus werkelijk liefhebben willen in Zijn lijden delen waarna zij uiteindelijk ook aan
Zijn verheerlijking deel zullen krijgen, zo lezen we in Rom. 8:17: “Zijn
wij nu kinderen, dan zijn wij ook erfgenamen: erfgenamen van God, en mede-erfgenamen van Christus; immers,
indien wij delen in zijn lijden, is dat om ook te delen in Zijn verheerlijking”.
Het een en ander samenvattend krijgen we:
Wat mij in de loop der jaren o.a. duidelijk is geworden is dat de satan een meester is in het uithollen
van het evangelie. Wat kan men anders verwachten van de vader der leugen? Waarbij nog opgemerkt moet worden
dat het “evangelie” dat overblijft na iedere geslaagde uithollingsoperatie allang geen evangelie
meer is, ook al spreekt men nog wel dezelfde taal en gebruikt men bijbelteksten om dat uitgeholde evangelie
kracht bij te zetten. De diverse variaties op dit thema die al op mijn weg langs kwamen fietsen maakten
glashelder dat de grote bulk van de christenheid zich schaapachtig laat meeslepen door de ogenschijnlijk
oprechte taal die de misleiders van de satan uiten. Die taal kan dan wel overtuigend overkomen, de werkelijke
inhoud en betekenis van die woorden zijn compleet anders. Een wereldwijd voorbeeld van een dergelijke
uitholling van het evangelie is de Roomse Katholieke religie. Dit groots opgezette vangnet heeft miljoenen
in zijn greep gekregen en daar heeft de satan sinds zijn smadelijke nederlaag op Golgotha systematisch
aan gewerkt. Deze vijandige religie is in werkelijkheid, schrik niet, een vorm van aangepast satanisme.
Gemaakt voor de domme massa, zoals de occultisten van het Vaticaan zelf toegeven.
Omdat hij met sluwheid te werk gaat is de satan continu bezig de waarheid te vervangen door halve waarheden,
hele leugens en alle varianten daartussenin. In de eerste eeuwen van het christendom kreeg dit voor het
eerst vorm in het opkomende heidense Rooms Katholicisme, als de officiëel erkende saatsgodsdienst
van het Romeinse rijk, en alle daarvan afgeleide en verwante orthodoxe kerken en religies die samen niets
anders zijn dan een occulte vergaarbak vol dodenvereringen, zaligverklaringen, indrukwekkende kathedralen,
nepheiligen en een hele zwik aan dogma's, tradities, liturgieën en alles waarmee de religieuze mens
het verder nog erg druk kan hebben. De moeder der (geestelijke) hoeren wordt zij in het bijbelboek Openbaring
genoemd. Die zogenaamde heiligen zijn trouwens de vervangers van de afgoden die het volk Israël destijds
al vereerde. Terwijl Jezus er tegenover de Samaritaanse vrouw heel iets anders over zei waagt men desondanks
te beweren dat de enorme kathedralen en kerkgebouwen de plaats zouden zijn waar men God kan ontmoeten.
Jezus zei echter in Joh. 4:21-24 tegen die Samaritaanse vrouw: “Geloof
Mij, vrouw, de ure komt, dat gij noch op deze berg, noch te Jeruzalem de Vader zult aanbidden.
Gij aanbidt, wat gij niet weet; wij aanbidden, wat wij weten, want het heil is uit de Joden; maar de ure
komt en is nu, dat de waarachtige aanbidders de Vader aanbidden zullen in Geest en in waarheid;
want de Vader zoekt zulke aanbidders; God is geest en wie Hem aanbidden, moeten aanbidden in Geest
en in waarheid”. Daarvoor hebben wij een dergelijke bovengrondse grafkelder niet nodig.
Ook koning Salomo begreep bij de inwijding van de tempel al dat de Allerhoogste niet woont in
wat met mensenhanden gemaakt is. Dat kunnen we lezen in 1 Kon. 8:27: “Zou
God dan waarlijk op aarde wonen? Zie, de hemel, zelfs de hemel der hemelen, kan U niet bevatten, hoeveel
te min dit huis dat ik gebouwd heb”. De apostel Paulus getuigde op zijn beurt in Hand.
17:24 in Athene tegenover de samengestroomde wijsgerige Grieken dat de God die de wereld gemaakt
heeft, niet woont in tempels die met handen zijn gemaakt: “De God, die de wereld gemaakt heeft
en al wat daarin is, die een Heer is van hemel en aarde, woont niet in tempels met handen gemaakt”.
Dit aanbidden is niet aan welke “heilige” plaats dan ook verbonden. De heilige plaats die
God zoekt om in te kunnen wonen is het oprechte hart van die man en vrouw die met het hele hart het evangelie
van Jezus heeft aanvaard. Met Zijn antwoord aan de Samaritaanse vrouw in Joh. 4:21-24
kondigde Jezus gelijktijdig het definitieve einde aan van de oudtestamentische tempeldienst. Omdat met
Jezus de werkelijke en geestelijke tempeldienst was gekomen, zo lezen we in Colossenzen
2:16-17: “Laat dan niemand u blijven oordelen inzake eten en drinken of op het stuk van
een feestdag, nieuwe maan of sabbat, dingen, die slechts een schaduw zijn van hetgeen komen moest,
terwijl de werkelijkheid van Christus is”. Dit betekent in de praktijk dat wij God kunnen
vinden waar wij ook maar zijn. Ook al is het tijdens het autorijden. Dat heb ik zeer vaak gedaan. En weet
je wat? Het heeft me zelfs voor ongelukken behoed!
De imponerende kerkgebouwen die vol staan met beelden van “heiligen” zijn niets anders dan
bovengrondse grafkelders waar de geestelijke dood heerst. En zijn tevens plaatsen van afgoderij, en zijn
dus afgodstempels. Want de “heiligen”-beelden die we erin vinden zijn in werkelijkheid afgodsbeelden
waar een vloek op rust én voorwerpen die de aandacht afleiden van onze enige Verlosser: Jezus Christus.
Ik heb meer dan eens tijdens mijn zwerftochten door Europa met verbazing in de deuropening gestaan van
weer een dergelijk, indrukwekkend kerkgebouw. Met name in Frankrijk leek het wel of bijna ieder gehucht
of dorpje rond zo'n grafkelder was gebouwd. De ongeveer vijf meter hoge deuren brachten overwegend maar
één boodschap over aan de nietige mensjes die het waagden om deze oorden te betreden. Die boodschap
was: jij bent maar een klein en nietig mensje en deze machtige kerk heeft jouw eeuwig lot in handen, dus
onderwerp je aan de macht van de kerk want anders.... En inderdaad, staande naast de grote deuren en opkijkend
naar die hoge deurposten voel je jezelf maar heel klein en nietig. Deze vorm van psychologische oorlogvoering
heeft dus onvermijdelijk het door de bouwers beoogde effect op de met schrik en beving bevangen kerkgangers.
Terugkomend op die afgodsbeelden: ook de allesoverheersende verering van Maria binnen de Roomse kerk is
de vermomde en “christelijke” versie van de verering van de heidense hemelkoningin en ook
daar maakte het volk Israël zich aan schuldig. Zoals we lezen in Jeremia 7:18:
“De kinderen rapen hout, de vaders steken vuur aan en de vrouwen kneden deeg om offerkoeken te
maken voor de koningin des hemels en zij brengen plengoffers aan andere goden teneinde Mij te krenken.”
Op een andere pagina van deze site schreef ik al eens over deze misleiding. Waarvan hier een citaat:
In september 2009 kruiste geheel onverwacht een bevestiging van dit laatste mijn pad. Het betrof een
groot Mariabeeld dat in een vitrine was opgesteld in het museum van Schokland, het voormalige eiland in
de Zuiderzee dat zich nu binnen de grenzen van de Noordoostpolder bevindt. Ernaast stond een bordje waarop
een gebed tot Maria stond te lezen. De Schokkers hadden destijds naast de visserij en het beroven van
andere schippers kennelijk ook nog tijd voor wat religie. Maar goed, als men geregeld het kleine eiland
ziet onderlopen tijdens de zware stormen wil men, om de (nog droge) huid van een gewisse verdrinkingsdood
te redden, maar al te graag de toevlucht nemen tot een bovennatuurlijke kracht. Die kracht bleek voor
het Rooms Katholieke deel van de Schokkers (het zat er aan te komen) Maria te zijn. Uiteraard niet wetend
wie deze “Maria” in werkelijkheid voorstelt was dit hun gebed. Een gebed dat als een restant van zoveel doodsnood in de vitrine van
het Schokker museum aan kwadere tijden herinnerde. Getroffen door deze bevestiging maakte ik zonder dralen
de foto die je zojuist hebt kunnen bewonderen. Daarin heb ik de duivelse Godslastering waar ik op doel
dik onderstreept. Het vereist, dacht ik, niet echt veel geestelijk inzicht om te beseffen dat de bewering
in dit gebed: “Gij zijt immers de machtigste na God” een regelrechte ontkenning is van de
positie die onze enige Verlosser, Jezus Christus, bekleedt. Het satanisme, vermomd als de Rooms Katholieke
religie, veegt Jezus hier echter aan de kant en plaatst de satan (voorgesteld in zijn vrouwelijke vorm)
op Jezus' positie. Bij een volgend bezoek aan het genoemde museum stelde ik overigens vast dat het bewuste
Mariabeeld, inclusief het gebed aan de satan, was verwijderd. Einde citaat.
Zoals al is gezegd is de satan continu bezig de waarheid te vervangen door halve waarheden, hele leugens
en alle varianten daartussenin. Van dit proces ben ik destijds ook in de eigen gemeente getuige geweest.
Het bleek een praktijkvoorbeeld te zijn van de gelijkenis van het onkruid in de akker, welke Jezus vertelde
in Matth. 13:24-30. Deze gelijkenis gaat als volgt: “Het Koninkrijk
der hemelen komt overeen met iemand, die goed zaad gezaaid had in zijn akker. Doch terwijl de mensen sliepen,
kwam zijn vijand en zaaide er onkruid overheen, midden tussen het koren, en ging weg. Toen het graan opkwam
en vrucht zette, toen kwam ook het onkruid te voorschijn. Daarna kwamen de slaven van de eigenaar en zeiden
tot hem: Heer, hebt gij niet goed zaad in uw akker gezaaid? Hoe komt hij dan aan onkruid? Hij zeide tot
hen: Dat heeft een vijandig mens gedaan. De slaven zeiden tot hem: Wilt gij dan, dat wij het bijeenhalen?
Hij zeide: Neen, want bij het bijeenhalen van het onkruid zoudt gij tevens het koren kunnen uittrekken.
Laat beide samen opgroeien tot de oogst. En in de oogsttijd zal ik tot de maaiers zeggen: Haalt eerst
het onkruid bijeen en bindt het in bossen om het te verbranden, maar brengt het koren bijeen in mijn schuur”.
Op de vraag van de slaven naar de afkomst van het onkruid is het antwoord: “Dat heeft een vijandig
mens gedaan”, waarmee de satan wordt bedoeld. Dit is nu precies waarvoor de apostel Paulus bij
zijn afscheid van de oudsten van Efeze al waarschuwde in Hand. 20:29-30 waar
hij de indringende waarschuwing liet horen: “Zelf weet ik, dat na mijn heengaan grimmige wolven
bij u zullen binnenkomen die de kudde niet zullen sparen; en uit uw eigen midden zullen mannen
opstaan, die verkeerde dingen spreken om de discipelen achter zich aan te trekken”. Jazeker,
het staat er echt: uit uw eigen midden! En zoals ik hierboven al liet doorschemeren: ik ben zelf
ooggetuige geweest van een dergelijk drama.
Met het goede zaad wordt in deze gelijkenis de tarwe bedoeld en met het onkruid de Dolik. Dat is in
Israël een onkruidsoort met giftige aren die tijdens het opgroeien heel moeilijk van het goede graan
zijn te onderscheiden maar pas bij het vruchtzetten verschillen laten zien met het goede (eetbare) graan.
Daarom mochten de slaven in de gelijkenis het onkruid niet weghalen voordat het volgroeid was omdat de
kans bestond dat ze onopzettelijk ook het goede graan zouden verwijderen. Het goede graan in deze gelijkenis
zijn de zonen Gods. De Dolik daarentegen zijn de zonen des verderfs, of in meer gangbaar Nederlands: dit
zijn de afvalligen en de satanaanbidders die het leger van de antichrist zullen vormen. Deze beide groepen
groeien samen op totdat het verschil maar al te duidelijk zichtbaar zal worden. De afvalligen verraden
zichzelf in de eerste plaats door hun handel en wandel.
Daarover zei Jezus in Matth. 7:16-20: “Aan hun vruchten zult gij hen
kennen: men leest toch geen druiven van dorens of vijgen van distels? Zo brengt iedere goede boom goede
vruchten voort, maar de slechte boom brengt slechte vruchten voort. Een goede boom kan geen slechte vruchten
dragen, of een slechte boom goede vruchten dragen. Iedere boom, die geen goede vrucht voortbrengt, wordt
uitgehouwen en in het vuur geworpen. Zo zult gij hen dan aan hun vruchten kennen”. Die
slechte vruchten zijn bijvoorbeeld te herkennen aan hun botte bijl methoden en aan de verwoestingen die
ze aanrichten. Hun ware aard is dan ook te herkennen aan hun vruchten en niet aan hun vrome praatjes. Als die vruchten een spoor van verwondingen
en trauma's zijn is het wel duidelijk met wat voor slechte bomen we te maken hebben.
Uiteraard zijn zij zelf van mening dat ze namens God handelen maar daar rekende Jezus in Joh.
16:2-3 al hardhandig mee af: “Men zal u uit de synagoge bannen; ja, de ure komt, dat een
ieder, die u doodt, zal menen Gode een heilige dienst te bewijzen. En dit zullen zij doen, omdat zij
noch de Vader, noch Mij kennen”. Zoals al genoemd hierboven: ik heb dit soort mensen van
nabij bezig gezien en schrijf dit uit ondervinding en als ooggetuige. Ik heb destijds de hel in hun
ogen gezien. Het is haast onvoorstelbaar hoe je mensen kunt zien veranderen die zich aanvankelijk
nog op de goede weg bevonden.
De afvalligen die wij destijds in de eigen gemeente bezig hebben gezien, kregen het niet voor elkaar
om het roer in de gemeente over te nemen, waarna zij hun eigen gemeente (lees: “synagoge des satans”)
opstartten. Men bleek daar al gauw ten prooi te vallen aan nog diverse andere leringen van boze geesten.
Waaronder de leugen dat Jezus Christus niet de eniggeboren Zoon van God van voor de grondlegging der wereld
zou zijn maar wel een rechtvaardig mens. Ook deze oude leugen werd weer eens door de satan van stal gehaald
want al tijdens de prediking van de apostelen stak deze dwaalleer telkens weer de kop op. In onze dagen
vinden we deze misleiding terug in wat wij nu kennen als de “New” Age.
De bijbel laat echter duidelijk weten dat wie iets dergelijks beweert in dienst van de satan staat. Dit
wordt door de apostel Johannes als volgt verwoord in 1 Joh. 4:2-3: “Hieraan
onderkent gij de Geest Gods: iedere geest, die belijdt, dat Jezus Christus in het vlees gekomen is, is
uit God; en iedere geest, die Jezus niet belijdt, is niet uit God. En dit is de geest van de
antichrist, waarvan gij gehoord hebt, dat hij komen zal, en hij is nu reeds in de wereld”.
Dat is slecht nieuws voor de afvalligen die deze leugen verkondigen. Ik heb echter weinig hoop dat dit
slechte nieuws hun verharde hart alsnog zal veranderen, vanwege mijn ervaringen met het voortschrijdende,
geestelijke verval dat ik destijds bij deze mensen heb waargenomen. Want wie zich daar alsnog van zou
willen bekeren zal heel diep door het stof moeten kruipen. Een dergelijke ontluistering is voor iedere
hoogmoedige zondaar een vrijwel onneembare hindernis.
Tijdens Jezus' aanwezigheid op deze wereld werd Hij geregeld geconfronteerd met de oversten van het volk
Israël, de Farizeeën en hun soortgenoten. Zij zochten uitsluitend hun eigen eer. Zij wisten
wie Jezus was want in Joh. 12:42-43 wordt ons namelijk gemeld: “En toch
geloofden zelfs uit de oversten velen in Hem, maar ter wille van de Farizeeën kwamen zij er niet
voor uit, om niet uit de synagoge te worden gebannen; want zij waren gesteld op de eer der mensen, meer
dan op de eer van God”. Desondanks wilden ze Jezus keer op keer doden als Hij God Zijn Vader
noemde. Dat lezen we in Johannes 5:18: “Hierom dan trachtten de Joden des
te meer Hem te doden, omdat Hij niet alleen de sabbat schond, maar ook God zijn eigen Vader noemde en
Zich dus met God gelijkstelde”. Ook in onze tijd lopen er dus weer van dit soort godloochenaars
rond die onder het mom van het “volle evangelie” de godheid van Jezus niet willen aanvaarden.
In 1 Joh. 2:22 rukt Johannes deze godloochenaars het masker af: “Wie
is de leugenaar dan wie loochent, dat Jezus de Christus is? Dit is de antichrist...”. Wie dus
iets dergelijks verkondigt spreekt namens de geest van de antichrist. Ook al leert men nog dat Jezus de
Christus is, dan nog heeft men door het loochenen van Zijn afkomst de identiteit van Jezus Christus compleet
uitgehold. En waar dat gebeurt is een gemeente geen gemeente meer maar een rovershol, een synagoge des
satans.
Het geestelijke verval dat ik destijds in de eigen gemeente moest aanschouwen maakte mij al in een
vroeg stadium duidelijk dat het compleet doortrokken was met hoogmoed en grootheidswaanzin. Beweringen
als: “Wij zijn al verder dan Paulus”, “Wij zijn verder dan de bijbel” en meer
van dergelijk dom gezets waren overigens niet moeilijk te ontmaskeren: je kon er dwars doorheen kijken.
De hoogmoed droop er bovendien van af. Het hing als het ware al jaren tevoren in de lucht dat deze grootheidswaanzin
totaal uit de hand zou gaan lopen. En inderdaad: de tijd heeft het ondertussen allemaal bevestigd.
We moeten verder vaststellen dat ook in de rest van de wereld ditzelfde bederf al zijn (tien)duizenden
heeft verslagen. In de Verenigde Staten van Amerika is bijvoorbeeld als sinds de jaren 1940 een dergelijk
bederf bekend onder de naam: Latter Rain Movement en de daaruit voortgekomen Manifest
Sons of God. Daarover lezend knetteren de meest fantastische grote daden, wonderen, tekenen en beloften
je tegemoet. Samengevat komen deze dwalingen er op neer dat er onbijbelse fantasieën worden toegevoegd
aan wat de bijbel ons vertelt. En wat torent boven dat alles uit? Inderdaad: hoogmoed en grootheidswaanzin.
Het is weer hetzelfde verhaal van het onkruid in de akker. Er is echter één kenmerk waaraan
de echte discipelen van Jezus altijd herkend kunnen worden en dat is hun nederigheid. Die nederigheid
is des te eenvoudiger te herkennen wanneer men als maatstaf hanteert wat Jezus erover zei in Johannes
7:18, waar Hij zegt: “Wie uit zichzelf spreekt, zoekt zijn eigen eer, maar wie de eer
zoekt van zijn zender, die is waar en er is geen onrecht in hem”.
Het probleem van de hiervoor genoemde afvalligen is dat er een (kruisvormig) prijskaartje aan het evangelie van Jezus hangt en deze huurlingen willen de volle prijs daar niet voor betalen. Die onwil wordt aan het zicht onttrokken met de leuze dat het kruis een “gepasseerd station” is, wat een opvallend sluwe manier is om te maskeren dat men feitelijk voor de weg van de minste weerstand heeft gekozen! Als mensen willens en wetens deze leugens achterna lopen zijn ze de grote stad Babylon weer ingetrokken. En dit Babylon wordt in de bijbel de moeder der hoeren genoemd. Deze hoer heeft vriendschap gesloten met de vijand van God (Openbaring 17:1-18). Conclusie: ook de afvalligen die zijn voortgekomen uit het “volle evangelie” zijn gevallen voor de god van de “New age”, de geest van de antichrist, die in Openbaring 13 ook genoemd wordt: het beest uit de zee. Het is te hopen dat bij de oprechten in deze (volle evangelie) kringen de ogen nog open mogen gaan zodat ook zij aan Jezus' oproep gehoor zullen geven om uit het geestelijke Babylon weg te trekken, voordat de satan de kans krijgt om met al deze schijnheiligheid voorgoed af te rekenen.
Als Jezus zelf het voorbeeld gaf en het lijden aanvaardde zal ieder kind van God dat Jezus wil volgen de smart en de vernedering moeten aanvaarden. Dat werd namelijk door Jezus aan Zijn discipelen duidelijk gemaakt in Joh. 15:20, waar Hij zei: “Gedenkt het woord, dat Ik tot u gesproken heb: Een slaaf staat niet boven zijn heer. Indien zij Mij vervolgd hebben, zij zullen ook u vervolgen....” Dat er inderdaad mensen zijn die dit kruis hebben aanvaard vinden we terug in Openbaring 14:4 waar van de zonen Gods wordt gezegd: “Dezen zijn het, die het Lam volgen, waar Hij ook heengaat”. En waar ging het Lam Gods ook al weer naar toe? Was dat niet naar Gethsémane en Golgotha? Ook de zonen Gods zullen in hun leven een Gethsémane en een Golgotha kennen en dat is absoluut dodelijk. Tenminste, voor hun oude mens. Want die oude mens, hun zondige natuur, zal plaats moeten maken voor de volmaakte mens waar God op wacht. In Openbaring 12:11 wordt van hen gezegd: “en zij hebben hun leven niet liefgehad tot in de dood”. Uiteraard zal daar die bereidheid moeten zijn om, als het zo mocht lopen, dit natuurlijke leven op te geven en te sterven voor de zaak van Christus. Veel pijnlijker en veel moeizamer is het echter om het oude leven en die oude mens te laten afsterven. Juist daarom vluchten veel kinderen Gods in wie weet hoeveel hoeken en gaten om hier maar aan te kunnen ontkomen. Omdat die prijs hen te hoog is. Na Zijn opstanding kreeg Jezus de macht om het verlossingsplan van Zijn Vader uit te werken. Hij wacht nu op die kinderen Gods die niet alleen genoegen nemen met het feit dat ze behouden zijn maar ook bereid zijn om dat kruis op zich te nemen, de schande niet achtende, en in de voetsporen van Jezus willen treden.
Het is niet zo moeilijk te begrijpen waarom het de satan er alles aan gelegen is om het evangelie over de zonen Gods weg te stoppen, om er een mysterie van te maken. In deze eindtijd heeft hij er daarom allerlei misleidende verzinsels voor in de plaats laten komen zoals de “opname van de gemeente” waarbij de gelovigen van de aarde zouden worden weggenomen voordat de grote verdrukking begint. Echter: in het hogepriesterlijk gebed in Joh. 17:15 bad Jezus: “Ik bid niet, dat Gij hen uit de wereld wegneemt, maar dat Gij hen bewaart voor de boze.” Er is in de bijbel wel sprake van een andere opname. Paulus heeft het daarover in 1 Cor. 15:51. Daar wordt echter door Paulus geschreven over het moment waarop de zonen Gods hun onsterfelijke lichaam zullen ontvangen waarna de grote eindstrijd in Armageddon aanbreekt. Dit Armageddon is geen plaats op deze aarde maar het gaat hier om een gebeurtenis in de geestelijke wereld. We lezen in de bijbel ook van een nacht waarin niemand werken kan. Dat houdt in dat tijdens die nacht geen mens op deze wereld nog zal openstaan voor het evangelie. Jezus spreekt daarover in Joh. 9:4. Dat is de donkere periode waarin de wetteloosheid in deze wereld zijn maximum bereikt. Nergens in de bijbel wordt echter gemeld dat de zonen Gods gespaard zullen blijven voor verdrukking en vervolging. Ik moet, dit schrijvend, weer terugdenken aan die jaren waarin ik broeders en zusters meemaakte die het liefst met de staart tussen de poten wegvluchtten zodra het onderwerp geestelijke strijd aan de orde kwam. Dat in de kringen van deze lafhartigen de genoemde opnametheorie graag gehoord werd zat er dik in. De bijbel is er echter duidelijk over dat ons het lijden en de vervolgingen niet bespaard zullen blijven. Dus op welk moment de zonen Gods de aarde ook maar zullen mogen verlaten, het kruis van het lijden hebben zij sowieso in hun leven gekend. Er valt niet aan te ontkomen. Het hopen op een opname vóór een periode van veel vervolging komt voort uit een hart dat de geestelijke strijd en de vervolging schuwt. De noodzaak van die geestelijke strijd is nou precies dat waarvan Jezus Zijn discipelen wilde overtuigen. De hoop dat men desondanks voor de grote klap het strijdtoneel mag verlaten is opnieuw het zoeken naar de weg van de minste weerstand. Het is een illusie om te denken dat de satan uiteindelijk uit zichzelf zijn macht zal afstaan als overste van deze wereld. Integendeel, daar zal een felle strijd aan vooraf gaan. Die strijd zal zich dus niet op deze aarde afspelen maar in de geestelijke wereld. De satan en zijn boze geesten leven in de geestelijke wereld. Zij zijn dan ook geestelijke wezens. De satan kan daarom niet met natuurlijke wapens worden bestreden. Dat gaat beslist niet lukken met zwaarden of stokken en zelfs niet met kernwapens. Die eindstrijd wordt in Openb. 19:19 genoemd: “En ik zag het beest en de koningen der aarde en hun legerscharen verzameld om de oorlog te voeren tegen Hem, die op het paard zat, en tegen zijn leger (de zonen Gods).”
Maar voor het zover is vindt er een schiftingsproces plaats. Daar heeft onze God zelf de hand in. In het voorgaande zijn al enkele misleidingen en leringen van boze geesten aan de orde geweest. Het moge raar klinken maar die worden door God gebruikt. Zo kunnen wij lezen in Spreuken 16:4: “De Here heeft alles gemaakt voor zijn doel, ja, zelfs de goddeloze voor de dag des kwaads.” Niet dat Hij die goddeloze zo heeft gemaakt maar diens boze daden laat God wel medewerken ten goede. Zodat de satan telkens weer in zijn eigen zwaard valt. Wat wij destijds in de eigen gemeente zagen gebeuren en wat hierboven al is beschreven had hier duidelijk mee te maken. Wij waren er getuige van. Dat deze schifting er aan zat te komen werd overigens in het Oude Testament al voorspeld, zoals in het voorgaande al werd aangehaald. In Richteren 7 lezen we over Gideon die de opdracht kreeg om de binnengevallen Midianieten het land uit te gooien. Daar ging echter een strenge selectieprocedure aan vooraf zodat die arme Gideon van de 32.000 man die aanvankelijk met hem optrokken om de Midianieten te verslaan slechts 300 overhield! Ondanks dat Gideon aanvankelijk nog met schrik in de benen rondliep vanwege dat handjevol mensen dat hij overhield bleek de strijd goed af te lopen! Deze mannen leverden hun aandeel maar het was Gods strijd!
In Openbaring 19:19 wordt beschreven hoe het met de “wereldleraar”
(de antichrist) afloopt. Er staat dat dit beest en de koningen der aarde en hun legerscharen oorlog voeren
tegen Hem, die op het paard zit, en tegen Zijn leger. Dit zijn Jezus met de zonen Gods. Als na deze eindstrijd
in het geestelijke Armageddon tegen deze occulte antichrist en zijn occulte volgelingen de overwinning
is behaald zullen de zonen Gods samen met Jezus Christus in hun onvergankelijke opstandingslichaam als
koningen heersen in het duizendjarige vrederijk. (Openb. 20:4). In Daniël 12:3 worden dezen genoemd als de verstandigen
die zullen stralen als de glans van het uitspansel voor eeuwig en altoos. Tijdens het duizendjarige vrederijk
zullen zij bezig zijn om de vernielde en zwaar beschadigde schepping weer te herstellen totdat de (ver)nieuw(d)e
aarde een feit zal zijn. Vandaar dat Paulus in Rom. 8:19 verzuchtte: “Want
met reikhalzend verlangen wacht de schepping op het openbaar worden van de zonen Gods”.
En in Rom. 8:22: “Want wij weten, dat tot nu toe de ganse schepping
in al haar delen zucht en in barensnood is”. Het is dus zo dat deze schepping voor de verlossing
uit de overheersing van de overste van deze wereld, afhankelijk is van de zonen Gods. Het Nieuw-Testamentische
Gideonsleger.
Anders gezegd: zonder hen wil God aan de heerschappij van satan geen einde maken. Zij, die aan Jezus gelijkvormig
zijn geworden, die de vernederingen en het lijden hebben aanvaard als een goed soldaat (2
Tim. 2:3) en daaruit de nederigheid hebben geleerd om daarna door God verhoogd te worden. Of zoals
Paulus het beschrijft in 1 Cor. 1:27-30: “en wat voor de wereld zwak
is, heeft God uitverkoren om wat (voor de wereld) sterk is te beschamen”. In Jac.
1:18 worden zij de eerstelingen (“eerstelingsvrucht” volgens de grondtekst) onder Gods
schepselen genoemd. Zij die in deze wereld geen aanzien hebben zullen na de eindstrijd met Jezus als koningen
heersen in het duizendjarige vrederijk en tot in eeuwigheid. Jezus zei van Zichzelf dat Hij niet was gekomen
om Zich te laten dienen maar om te dienen. Dat is de gezindheid van God en Hij wil dat dit aan de mensheid
bekend zal worden. Hij wil graag gekend worden als de God die Hij in werkelijkheid is. De God die sinds
de val van de mens de smaad heeft moeten verdragen die een verleugende mensheid Hem aandeed, die heeft
moeten toezien hoe de engel van het licht, die in Zijn nabijheid verbleef, Hem verraadde en de macht die
hij van God had gekregen misbruikte om van deze wereld een rovershol te maken. Als dienende geest had
satan het recht om zich tot deze wereld toegang te verschaffen. Omdat God Zichzelf niet kan verloochenen
en daarom op Zijn genomen besluiten en principes nooit terug komt, wat de satan heel goed wist, moest
God er getuige van zijn dat de satan het eerste mensenpaar tot zonde verleidde en hen daardoor van hun
Schepper vervreemde. De satan wist in zijn sluwheid precies tot hoever hij kon gaan en was daardoor in
staat om de mens te benaderen. Met de ondertussen overbekende gevolgen: opnieuw verraad. We kunnen rustig
stellen dat sindsdien de satan en zijn complete demonentroep om die reden triomfantelijk de spot hebben
gedreven met de Schepper in de waan dat ze Hem te slim af waren. Dit hele drama van verraad herhaalde
zich toen de Zoon van God door Zijn eigen discipel Judas werd verraden. Alleen luidde dat verraad de definitieve
ondergang van satans rijk in. Jezus kwam naar deze wereld om het offer van gehoorzaamheid aan de Vader
te brengen. Daarin slaagde Hij, wat de satan niet had verwacht. “En geen van de beheersers dezer
eeuw heeft van haar geweten, want indien zij van haar geweten hadden, zouden zij de Here der heerlijkheid
niet gekruisigd hebben.” lezen we in 1 Cor. 2:8. De satan werd zo op
zijn beurt zelf te schande gemaakt. Dat vinden wij in Colossenzen 2:15: “Hij
heeft de overheden en machten ontwapend en openlijk tentoongesteld en zo over hen gezegevierd.”
Voor wie zich nu nog afvraagt wat de bijbel ons leert over de zonen Gods heb ik een aantal van de betreffende bijbelteksten op een rij gezet. Dus voor wie nog meent zijn toevlucht te kunnen nemen tot de dogma's en valse leringen van het geestelijke Babylon om zodoende te kunnen ontwijken wat de bijbel ons hierover te vertellen heeft is het raadzaam de nu volgende opsomming eens onder ogen te zien. Ik heb er telkens tussen haakjes mijn commentaar aan toegevoegd.
Het is bijzonder aan te bevelen dat de lezer eerst eens bij zichzelf te rade gaat in plaats van met een gebalde vuist
naar die personen te staan wijzen die man en paard durven te noemen. Als zelfs Jezus Zijn vijanden terecht uitmaakte
voor huichelaars en adderengebroed zoals Hij dat deed in Matth. 23:1-39, ontkomen wij er ook
niet aan om, uit bewogenheid voor deze zuchtende schepping, duidelijke taal te spreken of te schrijven. Daarvan is ook
deze pagina het resultaat.
Als kinderen Gods tegen het eind van ieder jaar weer plichtsgetrouw staan te zingen over “vrede op aarde”
maar diep in hun hart het evangelie van Jezus, over de noodzaak van het opgroeien tot zonen Gods, bij het grof vuil
hebben gezet zal die vrede op aarde een bedrieglijke droom blijven en geldt voor hen de waarschuwing: “Wat noemt
gij mij Here, Here en doet niet wat ik zeg?” Van mensen die een religie aanhangen zal deze wereld niet
beter worden, wel van hen die een levende relatie met Jezus Christus hebben. Juist omdat het daar bij massa's kinderen
Gods aan ontbreekt zijn er in ons arrogante Nederlandje zo gigantisch veel denominaties. Men meent het keer op keer
beter te weten dan God zelf. Ik hoorde ooit eens iemand zichzelf afvragen: “Als zij dan allemaal dezelfde bijbel
hebben, waarom zijn er dan zoveel verschillende kerken en samenkomsten?” Een schot in de roos, én een vraag
die christelijk Nederland zichzelf geregeld zou moeten stellen.
Men moet zich ook realiseren dat een evangelie dat niet overeenkomt met wat Jezus aan Zijn discipelen
leerde geen evangelie is maar een slap afgietsel. Een slap verhaal waar Jezus geen boodschap aan
heeft. Daarvoor kwam Hij niet naar deze wereld. Als een mens mag weten dat hij het eeuwige leven heeft
ontvangen is dat mooi en goed maar niet goed genoeg voor God. Jezus kwam naar deze wereld om door
Zijn lijden de eerste te worden onder vele broeders en dat zijn geen zondaren maar mensen die aan Hem
gelijkvormig zijn geworden (Rom. 8:29). De profeet Ezechiël zag dit in een
visioen waarin hij de hopeloze toestand van het geestelijke Israël zag (Ez.
37:1-14). Het wordt hoog tijd dat al die dorre doodsbeenderen tot leven komen en tot zonen Gods
zullen worden.
Tot slot: in Jes. 43:13 kunnen we lezen dat God zegt: “Ik werk, en wie
zal het keren?” Dit betekent dat het mysterie van de zonen Gods toch zal uitlopen op de openbaring
van de zonen Gods en uiteindelijk de antichrist en zijn aanhangers uitgeroeid zullen worden en de overste
van deze wereld zijn plaats zal moeten afstaan aan Jezus Christus zodat Hij samen met de zonen Gods kan
beginnen met het herstel van de schepping. Dan zal de Zon der gerechtigheid na een hele lange nacht
weer opgaan over deze wereld.
De uitroeiing van het kwaad en de wetteloosheid wordt treffend beschreven in Maleachi
4:1-3: “Want zie, de dag komt, brandend als een oven! Dan zullen alle overmoedigen en
allen die goddeloosheid bedrijven, zijn als stoppels, en de dag die komt, zal hen in brand steken (zegt
de Here der heerscharen) welke hun wortel noch tak zal overlaten. Maar voor u, die mijn naam vreest, zal
de zon der gerechtigheid opgaan, en er zal genezing zijn onder haar vleugelen; gij zult uitgaan
en springen als kalveren uit de stal. Gij zult de goddelozen
vertreden, want tot stof zullen zij zijn onder uw voetzolen op de dag die Ik bereiden zal, zegt de
Here der heerscharen”.