Het was te verwachten dat er sinds Jezus' kruisdood op Golgotha dikke rookgordijnen zouden worden gelegd
om de smadelijke afgang van de overste van deze wereld aan het zicht te onttrekken. Door talloze handlangers
van de satan is fanatiek gerommeld aan de betekenis van Golgotha met het doel het unieke van Jezus' offer
onzichtbaar te maken. Ook zijn er verscheidene theologen geweest die, overigens terecht, het beeld van
een woedende God die genoegdoening vindt door het lijden van Zijn eniggeboren Zoon beslist niet zagen
zitten. Zoals bijvoorbeeld de vrijzinnige theologe Dorothee Sölle die radicaal af wilde van de “sadomasochistische
theo-ideologie van een vadergod als beul”. Dit beeld van de Vader is uit het evangelie van Jezus
echter beslist niet op te maken. Dat deze theologische constructie desondanks werd bedacht kon gebeuren
vanwege de geestelijke blindheid van deze “godgeleerden”. Aan wat deze theologe verder nog op
haar naam heeft staan heb ik geen studie gewijd maar door wat ik er wel van weet is het mijn stellige
overtuiging dat het evangelie van Jezus Christus ook in haar theologie niet aan een grondige modernisering
heeft kunnen ontkomen.
Dan hadden we hier ook nog explosieven expert Harry Kuitert rondkrabbelen (inmiddels ter ziele), die er
zijn levenswerk van maakte om de verworven zekerheden van de gemiddelde man/vrouw in de Gereformeerde
kerkbank met veel geweld op te blazen. Daar had hij in de loop der jaren al grote hoeveelheden theologisch
dynamiet tegenaan gesmeten. Met een uitspraak als: “Tot Jezus kun je niet bidden, dat is grove ketterij”
gaf hij blijk van een sterke afkeer van Jezus Christus als Gods Zoon. In zijn visie was Jezus slechts
een Joodse profeet die, met goedvinden van meneer Kuitert, een brug mocht zijn naar God. Als ik zijn gedachtegoed
bestudeer kan ik me niet aan de indruk onttrekken dat er volgens Kuitert behalve deze brug nog vele andere
bruggen naar God zijn. Welke god hij daarmee bedoelde blijft echter een open vraag. Het “niemand
komt tot de Vader dan door Mij” was voor hem een claim waar hij pisnjdig om kon worden, getuige
zijn boeken.
En dan kun je nog zo'n gevierd, gevreesd of geëerd theoloog zijn maar de hemelpoort zul je met deze
opvatting op zak absoluut niet binnengaan. Ergens in het begin van de jaren zeventig van de vorige eeuw
deed een (inmiddels overleden) oom van mij, die destijds theologie studeerde, en die Kuitert een tijdlang
van nabij had meegemaakt, de uitspraak: “Pas op voor Kuitert!” In de jaren daarna is die waarschuwing
maar al te waar gebleken.
Dit overdenkend gaan mijn gedachten uit naar de gelijkenis van de ponden. Aan het eind van die gelijkenis
doet Jezus de uitspraak: “Doch die vijanden van mij, die niet wilden, dat ik over hen koning werd,
brengt hen hier en slacht ze voor mijn ogen” (Lucas 19:27). Dat
is een ernstige waarschuwing waar we niet te licht over mogen denken. In de bijbel kunnen we iets lezen
over de toorn van het Lam. Zoals Gods wijsheid altijd het laatste woord heeft zo heeft ook het Lam van
Golgotha het laatste woord. Aan het kruis was Hij het zwakke van God dat sterker bleek dan de satan. Als
overwinnaar, die van de Vader het Koningschap heeft ontvangen en nu bezig is om Zijn Koninkrijk op aarde
uit te breiden, is Hij zovele malen meer in staat om nu op Zijn beurt af te rekenen met Zijn vijanden.
En onder die vijanden worden ook zij gerekend die, theoloog zijnde, af willen rekenen met de positie van
Jezus Christus.
Ene professor Cees Den Heyer had moeite met de vraag wat verzoening persoonlijk voor hem betekent. De
reactie van de (voorheen) hoogleraar Nieuwe Testament(!) aan de Theologische Universiteit te Kampen was
dat het antwoord op deze vraag niet gemakkelijk was, maar veel eerder een ingewikkelde zaak. De bijbel,
als een verzameling boeken, kent volgens hem geen leer en daarom “is het dus heel moeilijk te zeggen
wat de hoofdlijnen van het bijbelse getuigenis zijn”. Tja, als een hoogleraar Nieuwe Testament er
al niet uit komt....
Het mag dan zo zijn dat de hier genoemde theologen ook geen brood zagen in de klassieke dogma's van
het geestelijke Babylon maar ze hebben daarnaast met het badwater ook het kind (van Bethlehem) weggegooid
met als argument: dat bloederige tafereel op Golgotha is voor ons een te zielige vertoning, daar halen
wij onze neus voor op.
De theologische producten van deze drie theologen overziende is mijn conclusie dat het evangelie voor
hen slechts een dode wetenschap was/is. Terecht zei Jezus in Lucas 10:21: “Ik
dank U, Vader, Heer des hemels en der aarde, dat Gij deze dingen voor wijzen en verstandigen verborgen
hebt, doch aan kinderen geopenbaard. Ja, Vader, want zo is het een welbehagen geweest voor U”.
En in Matth. 18:2-3 laat Jezus weten wie Hij met die kinderen bedoelt: “En
Hij riep een kind tot Zich, plaatste dat in hun midden, en zeide: Voorwaar, Ik zeg u, wanneer gij u niet
bekeert en wordt als de kinderen, zult gij het Koninkrijk der hemelen voorzeker niet binnengaan”.
Dan kan men wel door het leven gaan als een gevierd theoloog, maar door God wordt hij tot die “wijzen
en verstandigen” gerekend voor wie de geheimenissen van het Koninkrijk Gods verborgen worden
gehouden.
Jesaja 44:24-25 laat hier evenmin twijfel over bestaan: “Zo zegt de Here, uw Verlosser,
en uw Formeerder van de moederschoot aan: Ik ben de Here, die alles gemaakt heb; die de hemel heb uitgespannen, Ik alleen;
die de aarde uitgebreid heb door eigen kracht; die de tekenen der leugenprofeten tenietdoe en de waarzeggers als
dwazen aan de kaak stel; die de wijzen doe terugwijken en hun kennis tot dwaasheid maak”.
Paulus brengt het als volgt onder woorden in 2 Corinthe 3:6: “Die ons ook bekwaam gemaakt
heeft om dienaren te zijn van een nieuw verbond, niet van de letter, maar van de Geest, want de letter doodt, maar de
Geest maakt levend”. Als mensen zonder de hulp en uitleg van de Heilige Geest blijven steken in het bestuderen
van de bijbel zal de letter hen doden, zoals dat evenzo het geval was met de schriftgeleerden in Jezus' dagen. In Johannes
5:39-43 zegt Hij daarom tegen hen: “Onderzoek de Schriften, want gij meent daarin eeuwig leven te hebben,
en deze zijn het, welke van Mij getuigen, en toch wilt gij niet tot Mij komen om leven te hebben. Eer van mensen behoef
Ik niet, maar Ik ken u: gij hebt de liefde Gods niet in uzelf. Ik ben gekomen in de naam mijns Vaders en gij
neemt Mij niet aan; indien een ander komt in zijn eigen naam, die zult gij aannemen”. En daar wringt hem
de schoen. De geestelijke leiders in Israël hadden geen boodschap aan Jezus terwijl zij op de hoogte waren van
Zijn afkomst en missie. Ook nu nog ziet het grijs van de “geestelijke leiders” die zich op de een of andere
wijze inspannen om het evangelie van Jezus Christus aan te passen aan de eisen van deze tijd, met al zijn normloosheid.
Paulus heeft van al deze mensen een treffende beschrijving gegeven in 1 Corinthe 2:14: “Doch
een ongeestelijk mens aanvaardt niet hetgeen van de Geest Gods is, want het is hem dwaasheid en hij kan het niet
verstaan, omdat het slechts geestelijk te beoordelen is”.
Omdat we van dit soort lieden geen heil hebben te verwachten kunnen we veel beter zelf onderzoeken wat
de bijbel ons over zonde en verzoening heeft te zeggen.
Om te kunnen begrijpen wat verzoening inhoudt zullen we eerst moeten weten wat zonde is. Er zijn twee
geestelijke koninkrijken die nu tegenover elkaar staan. Door de zonde van de eerste Adam kwam de mens,
en met de mens ook deze aarde, onder het gezag van de satan. Het koninkrijk van de dood had zich op de
aarde kunnen vestigen. Dit werd door God aan Adam meegedeeld met de woorden: “Omdat gij naar uw
vrouw hebt geluisterd en van de boom gegeten, waarvan Ik u geboden had: Gij zult daarvan niet eten, is
de aardbodem om uwentwil vervloekt; al zwoegende zult gij daarvan eten zolang gij leeft”
(Genesis 3:17). De aardbodem is vervloekt: het koninkrijk van de satan is er
heer en meester geworden, dus door de zonde werd de mens onderworpen aan het koninkrijk van de satan.
Er vond een machtswisseling plaats. Deze machtswisseling is de grote tragedie van Genesis
3. Door de zonde verwisselde de mens het Koninkrijk Gods voor het koninkrijk der duisternis, het
rijk van de dood. In Romeinen 6:23 lezen we hierover: “Want het loon, dat
de zonde geeft, is de dood (het dodenrijk), maar de genade, die God schenkt, is het eeuwige leven in Christus
Jezus, onze Here”. Dit eeuwige leven is alleen te vinden in het Koninkrijk Gods.
De enige weg via welke de mens dat Koninkrijk binnen kan gaan is de verzoening, door het geloof in Jezus Christus. Het
antwoord van Jezus aan Zijn discipel Thomas in Johannes 14:5-6 laat hierover geen twijfel
bestaan: “Thomas zeide tot Hem: Here, wij weten niet, waar Gij heengaat; hoe weten wij dan de weg? Jezus zeide
tot hem: Ik ben de weg en de waarheid en het leven; niemand komt tot de Vader dan door Mij”.
Dus:
Het drama van de zondeval herhaalt zich sinds het eerste mensenpaar ontelbare keren. De liefde die
in het eerste mensenpaar aanwezig was en die als de zon zijn licht uitstraalt werd 180 graden omgedraaid
met als gevolg dat de mens zelf in de schijnwerpers kwam te staan. De liefde werd op de mens zelf gericht.
Het als God kunnen worden, dat door de leugen van de satan op zo'n gemakkelijke manier binnen bereik leek
te komen, is voor de mens die zichzelf zoekt een verleiding waaraan men geen weerstand kan bieden. Door
te zondigen is de mens op zichzelf gericht, zoekt hij zijn eigen voordeel en het gevolg is dat de medemens
buiten beeld staat. Behalve in die gevallen dat die medemens gebruikt (of misbruikt!) kan worden voor
het dienen van het eigen belang.
We leren hieruit dat:
Zonde is het afwijken van Gods heilige principes, wat hetzelfde is als gehoorzaamheid aan de
tegenstander van God, de satan. Zonde is daarom ongehoorzaamheid aan God en is tegengesteld aan
Gods heiligheid. Om satan's macht over deze wereld te kunnen verbreken moest de gehoorzaamheid
van Jezus Christus aan de Vader er tegenover staan. Daardoor kon het Koninkrijk Gods weer gevestigd worden
op deze wereld. Dat het volharden in deze gehoorzaamheid voor Jezus niet zonder slag of stoot ging vinden
we in Hebreeën 5:7-10: “Tijdens zijn dagen in het vlees heeft Hij
gebeden en smekingen onder sterk geroep en tranen geofferd aan Hem, die Hem uit de dood kon redden, en
Hij werd verhoord vanwege Zijn vroomheid, en zo heeft Hij, hoewel Hij de Zoon was, de gehoorzaamheid
geleerd uit hetgeen Hij heeft geleden, en toen Hij het einde had bereikt, is Hij voor allen, die Hem gehoorzamen,
een oorzaak van eeuwig heil geworden, door God aangesproken als hogepriester naar de ordening van Melchizédek”.
Er bestaat een definitie van de zonde die als volgt wordt verwoord in de spreuk: “zonde is je doel
missen”. Alhoewel hier wordt vastgesteld dat de zonde ons ergens van weerhoudt komt er niet in naar
voren wat daarvan de oorzaak is. Wat in deze dooddoener wordt beklemtoond is het gevolg van de zonde maar
de oorzaak, de wortel daarvan komt niet aan de orde. Deze wortel van de zonde is, zoals ik zojuist heb
willen aantonen, liefdeloosheid in wat voor vorm dan ook.
Door de zonde is de mens van de heilige God gescheiden, ook al is zijn lichaam nog niet afgestorven. Wie beslist niet via Jezus Christus naar de Vader terug heeft willen keren is geestelijk dood. Zodra hij komt te overlijden en het lichaam verlaat wordt de verbinding met deze wereld verbroken en blijft slechts datgene over waar zijn geest zich al bevindt: in de geestelijke dood. Het is bekend dat iedere verloren ziel die onherroepelijk afdaalt naar het dodenrijk (die bevindt zich in het centrum van de aarde) ogenblikkelijk beseft dat er geen weg meer terug is. Er is een weg maar die weg wilde men niet gaan. Zich alsnog bekeren verandert daar niets meer aan. Jezus' offer was de weg die de Vader ons aanbiedt om de verzoening met Hem weer tot stand te kunnen brengen. Pas als de mens met berouw over zijn zonden Jezus Christus door geloof aanvaardt als de enige weg tot de Vader (als de enige Middelaar) komt de verzoening tot stand. Verzoening is een overeenkomst waarin de schuldige (de mens) aan de voorwaarde van de schuldeiser (de Vader) heeft willen voldoen. Er is in de wereldgeschiedenis maar één offer van volmaakte gehoorzaamheid gebracht die door de Vader wordt erkend en dat is Jezus' offer op Golgotha. Wat ons aandeel in de verzoening is? Dat vinden we o.a. in Handelingen 2:38 waar Petrus, vervuld van de Heilige Geest, tegen zijn toehoorders zei: “Bekeert u en een ieder van u late zich dopen op de naam van Jezus Christus, tot vergeving van uw zonden, en gij zult de gave van de Heilige Geest ontvangen”. En Jezus zelf zei in Johannes 14:1: “Uw hart worde niet ontroerd; gij gelooft in God, gelooft ook in Mij”.
In 1 Johannes 2:1-2 lezen we: “Mijn kinderkens, dit schrijf ik u, opdat gij niet tot zonde komt. En als iemand gezondigd heeft, wij hebben een voorspraak bij de Vader, Jezus Christus, de rechtvaardige; en Hij is een verzoening voor onze zonden en niet alleen voor de onze, maar ook voor die der gehele wereld”. Johannes schrijft hier over Jezus Christus als de enige pleitbezorger (Parakletos) die wij bij de Vader hebben.
Paulus schrijft in 1 Tim. 2:5-6: “Want er is een God en ook een middelaar tussen God
en mensen, de mens Christus Jezus, die Zich gegeven heeft tot een losprijs voor allen; en daarvan wordt getuigd
te juister tijd”.
En ook de Hebreeënschrijver gebruikt in hoofdstuk 9:13-15 het woord middelaar om de
positie van Jezus te omschrijven: “Want als reeds het bloed van bokken en stieren en de besprenging met de as der
vaars hen, die verontreinigd zijn, heiligt, zodat zij naar het vlees gereinigd worden, (de voorlopige reiniging van het
oude verbond) hoeveel te meer zal het bloed van Christus, die door de eeuwige Geest Zichzelf als een smetteloos offer
aan God gebracht heeft, ons geweten (volgens de grondtekst) reinigen van dode werken, om de levende God te dienen? En
daarom is Hij de Middelaar van een nieuw verbond, opdat, nu Hij de dood had ondergaan, om te bevrijden van de
overtredingen onder het eerste verbond, de geroepenen de belofte der eeuwige erfenis ontvangen zouden”.
Let op de woorden: “nu Hij de dood had ondergaan”. Het bloed dat vloeide op Golgotha is het
bewijsmiddel van Jezus' gehoorzaamheid tot de dood en daarmee voor de Vader het bewijs van de rechtsgeldigheid
van Jezus' positie als enige Middelaar. Met dit bloed wordt niet alleen het bloed bedoeld dat tijdens
de kruisiging vloeide maar ook en misschien wel vooral het bloed dat uit Zijn zijde kwam toen de Romeinse
soldaten, om vast te stellen of Jezus inderdaad was gestorven, met een speer in zijn zijde staken.
We vinden dit in Joh. 19:32-34 waar de apostel Johannes als ooggetuige verslag
doet van wat hij zag: “De soldaten dan kwamen en braken de benen van de eerste en van de andere,
die met Hem gekruisigd waren; maar toen zij bij Jezus gekomen waren en zagen, dat Hij reeds gestorven
was, braken zij zijn benen niet, maar een van de soldaten stak met een speer in zijn zijde en terstond
kwam er bloed en water uit”. De combinatie van bloed en water ontstaat doordat na het intreden
van de dood de bloedstroom tot stilstand komt en de rode bloedlichaampjes en andere vaste bestanddelen
gaan bezinken en zich aldus scheiden van het bloedplasma. Dit bloedplasma is het water dat Johannes uit
Jezus' zijde zag stromen. Het ultieme bewijs van Zijn dood was daarmee geleverd en daardoor is
Jezus' bloed het beeld geworden van de verzoening die door Jezus' lijden en sterven mogelijk werd.
Er is in Hebreeën 9:13-15 ook nog sprake van een smetteloos offer. Met dit smetteloos offer wordt Jezus' gehoorzaamheid bedoeld. Door deze gehoorzaamheid was Hij zondeloos en voldeed Hij aan de eisen en het plan van de Vader. Jezus' offer aan God de Vader was daarom niet in de eerste plaats Zijn lijden en sterven maar wel Zijn gehoorzaamheid en Zijn bereidheid om deze lijdensweg te gaan. Zoals Paulus dit onder woorden brengt in de al aangehaalde tekst uit Filippenzen 2:8-9: “En in zijn uiterlijk als een mens bevonden, heeft Hij Zich vernederd en is gehoorzaam geworden tot de dood, ja, tot de dood des kruises. Daarom heeft God Hem ook uitermate verhoogd en Hem de naam boven alle naam geschonken”. Jezus bracht het offer van gehoorzaamheid en als gevolg van die gehoorzaamheid werd Hij geslacht als het offerlam. Als Middelaar van een nieuw verbond heeft Jezus eerst door Zijn lijden en sterven dat nieuwe verbond tot stand gebracht en is Hij nu verantwoordelijk voor de uitvoering ervan. Daarvoor heeft Hij de volmacht van de Vader ontvangen. Door Zijn vrijwillig lijden en sterven verkreeg Jezus het recht om Middelaar te zijn. Om die reden kon Hij na Zijn opstanding tegen Zijn discipelen zeggen: “Mij is gegeven alle macht in de hemel en op de aarde” (Matth. 28:18).
In de al aangehaalde tekst uit Hebreeën 5:7-10 wordt Jezus door de Vader aangesproken
als Hogepriester. Deze tekst eindigt met: “en toen Hij het einde had bereikt, is Hij voor allen, die Hem
gehoorzamen, een oorzaak van eeuwig heil geworden, door God aangesproken als hogepriester naar de ordening van
Melchizédek”. Naar de ordening van Melchizédek betekent: op dezelfde wijze als Melchizédek. Deze
Melchizédek was priester én koning volgens Hebreeën 7:1: “Want deze
Melchizédek, koning van Salem, priester van de allerhoogste God, die Abraham bij zijn terugkeer na
het verslaan van de koningen tegemoet kwam en hem zegende...”.
In hoofdstuk 2:17 beschrijft de Hebreeënschrijver aan welke voorwaarden Jezus moest
voldoen om Hogepriester te kunnen worden: “Daarom moest Hij in alle opzichten aan zijn broeders gelijk
worden, opdat Hij een barmhartig en getrouw hogepriester zou worden bij God, om de zonden van het volk te
verzoenen”. Voor Jezus als Hogepriester was het voldoende om eenmaal de verzoening tot stand te brengen. Dit
lezen we in Hebreeën 9:28: “zo zal ook Christus, nadat Hij Zich eenmaal geofferd
heeft om veler zonden op Zich te nemen, ten tweeden male zonder zonde aanschouwd worden door hen, die Hem tot hun
heil verwachten”.
Zijn positie als Hogepriester is eeuwig. Hebreeën 5:5-6 zegt hierover: “Zo heeft
ook Christus Zichzelf niet de eer toegekend hogepriester te worden, maar Hij, die tot Hem sprak: Mijn Zoon zijt Gij; Ik
heb U heden verwekt; zoals Hij ook op een andere plaats spreekt: Gij zijt priester in eeuwigheid naar de
ordening van Melchizédek”.
In hoofdstuk 7:26-27 van Hebreeën wordt het allemaal nog eens op
een rijtje gezet: “Immers, zulk een hogepriester hadden wij ook nodig: heilig, zonder schuld of smet, gescheiden
van de zondaren en boven de hemelen verheven; die niet, gelijk de hogepriesters, van dag tot dag eerst offers voor zijn
eigen zonden behoeft te brengen en daarna voor die van het volk, want dit laatste heeft Hij eens voor altijd gedaan,
toen Hij Zichzelf ten offer bracht”.
Door het scheuren van het voorhangsel in de tempel werd het oude verbond afgesloten met al zijn dierenoffers,
de offers waarover we in Hebreeën 10:4 lezen: “Want het is onmogelijk,
dat het bloed van stieren of bokken zonden zou wegnemen”. Ze wezen echter wel vooruit naar het enige
offer waardoor het Koninkrijk Gods Zich op deze wereld kon vestigen en de werkelijke verzoening tot stand
kon komen. Daar waren de hogepriesters uit het oude verbond, die eenmaal per jaar op de grote Verzoendag
het Heilige der Heiligen (de plaats achter het voorhangsel) mochten binnengaan, niet toe in staat.
De oude tempel, inclusief dit Heilige der Heiligen, had na het scheuren van het voorhangsel voor de Vader geen
enkele waarde meer. Omdat de Hogepriester van het nieuwe verbond Zijn functie als Hogepriester had aanvaard en Hij de
werkelijke verzoening tot stand had gebracht. Daardoor werd mogelijk wat Jezus zei in Joh.
4:23: “Maar de ure komt en is nu, dat de waarachtige aanbidders de Vader aanbidden zullen in Geest en in
waarheid; want de Vader zoekt zulke aanbidders”. Dit bidden is niet beperkt tot enkele
“heilige” plaatsen maar kan overal plaatsvinden. Het Heilige der Heiligen waar God nu in wil wonen is het
hart van de mens. En die mens mag zich rechtstreeks wenden tot de Hogepriester van het nieuwe verbond. Wat dit aangaat
heb ik nogal eens verwarring vastgesteld. Het is namelijk op zichzelf niet verkeerd om tot de Vader te bidden maar....
de praktijk heeft maar al te vaak laten zien dat deze gewoonte bij kinderen Gods tot gevolg heeft dat ongemerkt de
aandacht voor Jezus in de verdrukking komt. Zodat de Hogepriester van het nieuwe verbond wordt genegeerd, en dat
terwijl alleen Jezus Christus in het evangelie centraal staat, dus Hij hoort als Hogepriester onze aandacht te krijgen.
Als ons hele leven daarvan doordrongen is eren wij de Vader zoals de Vader dat van ons verlangt. Wat Zijn wil hierin is
heeft de Vader ons laten weten in Matth. 17:5: “Terwijl hij (Petrus) nog sprak, zie,
daar overschaduwde hen een lichtende wolk, en zie, een stem uit de wolk zeide: Deze is Mijn Zoon, de geliefde, in wie
Ik Mijn welbehagen heb; hoort naar Hem!” We zullen dus onze aandacht moeten vestigen op Jezus en op Zijn
boodschap, want dat is wat de Vader hier bedoelde te zeggen. Doen we dat, dan eren wij ook de Vader omdat we gehoor
geven aan Zijn opdracht. Jezus heeft hierover zelf ook een veelzeggende uitspraak gedaan in Joh.
5:22-23: “Want ook de Vader oordeelt niemand, maar heeft het gehele oordeel aan de Zoon gegeven, opdat
allen de Zoon eren gelijk zij de Vader eren. Wie de Zoon niet eert, eert ook de Vader niet, die Hem
gezonden heeft”. Let hier vooral op deze laatste zin!
Als men dus de Vader wil eren zal dat nooit buiten de Zoon om mogelijk zijn. Daar doet Jezus nog eens een schep bovenop
in Joh. 14:13-14: “....en wat gij ook vraagt in Mijn naam, Ik zal het doen, opdat de
Vader in de Zoon verheerlijkt worde. Indien gij Mij iets vraagt in Mijn naam, Ik zal het doen”. Waarmee
gezegd is dat we ons in onze gebeden horen te wenden tot de Zoon, onze Hogepriester. Bovendien lezen we hier dat we
horen te bidden in Jezus' Naam en dat op zichzelf duidt al aan dat deze Naam het hoogste gezag vertegenwoordigt waarmee
wij hebben te maken. Dat komt helemaal overeen met Matth. 28:18 waar Jezus van Zichzelf
getuigt: “Mij is gegeven alle macht in hemel en op de aarde”. Want wie alle macht heeft,
vertegenwoordigt het hoogste gezag. Daar kan men lang en breed over discussiëren maar daar valt niet aan te
ontkomen!
Dan is daar nog het al aangehaalde getuigenis van Jezus tegenover de Samaritaanse vrouw in Joh.
4:23: “Maar de ure komt en is nu, dat de waarachtige aanbidders de Vader aanbidden zullen in Geest en in
waarheid; want de Vader zoekt zulke aanbidders”. Waardoor wordt de Vader geëerd? Doordat we in de (Heilige)
Geest bidden. En van die Heilige Geest zegt Jezus in Joh. 16:14: “Hij zal Mij
verheerlijken, want Hij zal het uit het Mijne nemen en het u verkondigen”. Wie bidt in Geest en in waarheid
wordt door die Geest bepaald bij de persoon Jezus Christus en bij Diens woorden. Wie dus zo bidt is, door de Heilige
Geest geleid, bezig de Zoon te verheerlijken en wie dat doet verheerlijkt daarmee ook de Vader.
Jezus' positie als de Koning die de plaats van de overste van deze wereld zal overnemen, is sinds Golgotha
fel bevochten. Ook al kon Jezus na Zijn opstanding tegen Zijn discipelen getuigen: “Mij is gegeven
alle macht in de hemel en op de aarde” (Matthéüs 28:18)
dan wilde dat nog niet zeggen dat Hij alle touwtjes al in handen had. Er is nu nog een bittere strijd
te voeren tussen de twee Koninkrijken, het Koninkrijk van Jezus Christus en het koninkrijk van de (nu
nog) overste van deze wereld, de satan. David voorzag al in Psalm 110:1: “Aldus
luidt het woord des Heren tot mijn Here: Zet u aan mijn rechterhand, totdat Ik uw vijanden gelegd heb
als een voetbank voor uw voeten”. Deze woorden worden in het Nieuwe Testament vijf keer aangehaald.
Er is hier sprake van dat de Vader aan Jezus (als de mensenzoon) kenbaar maakt dat Zijn vijanden, ook
al zijn ze nu nog actief, verslagen zullen worden. Jezus ontving van de Vader de macht om het herstelplan
voor deze wereld uit te voeren. In Openbaring 5:6-7 wordt dit in een beeld duidelijk
gemaakt: “En ik zag in het midden van de troon en van de vier dieren en te midden der oudsten een
lam staan, als geslacht, met zeven horens en zeven ogen; dit zijn de zeven Geesten Gods, uitgezonden
over de gehele aarde. En het kwam en heeft de rol aangenomen uit de rechterhand van Hem, die op de troon
gezeten was”.
Deze zelfde gebeurtenis vinden we ook terug in het boek Daniël. In hoofdstuk 7:9 beschrijft Daniël in een van zijn visioenen: “Terwijl ik bleef toekijken, werden tronen
opgesteld, en een Oude van dagen (de Vader) zette Zich neder; zijn kleed was wit als sneeuw en zijn hoofdhaar blank als
wol; zijn troon bestond uit vuurvlammen, de raderen daarvan uit laaiend vuur”. En even verder in de verzen
13 en 14 is hij getuige van wat Johannes ook zag: “Ik bleef toekijken in de
nachtgezichten en zie, met de wolken des hemels kwam iemand gelijk een mensenzoon; hij begaf zich tot de Oude van
dagen, en men leidde hem voor deze; en hem werd heerschappij gegeven en eer en koninklijke macht, en alle volken,
natiën en talen dienden hem. Zijn heerschappij is een eeuwige heerschappij, die niet zal vergaan, en zijn
koningschap is een, dat onverderfelijk is”.
Keren we weer terug naar het boek Openbaring dan zien we in hoofdstuk 11:15 dat daar in een ander beeld het moment wordt beschreven waarop Jezus Zijn Koningschap ontvangt nadat
de twee getuigen uit de dood zijn opgestaan en in hun opstandingslichaam ten hemel opvaren: “En de zevende engel
blies de bazuin en luide stemmen klonken in de hemel, zeggende: Het koningschap over de wereld is gekomen aan onze Here
en aan zijn Gezalfde (de zonen Gods), en Hij zal als koning heersen tot in alle eeuwigheden”.
Een vraag die velen zichzelf stellen is: zijn de miljoenen mensen die het evangelie nooit gehoord hebben
of er nooit over na konden denken vanwege een geestelijke handicap en ook de miljoenen kinderen die te
jong zijn gestorven om het evangelie te kunnen begrijpen allemaal verloren?
Antwoord: nee, dat zijn ze niet. Kinderen die jong stierven of zelfs voor hun geboorte al werden gedood
(wereldwijd worden er ongeveer 42 miljoen abortussen per jaar uitgevoerd!!) worden in de hemel
“de onschuldigen” genoemd en zij gaan dan ook weer terug naar hun Schepper. Dat gaat ook op
voor hen die niet over hun volledige geestelijke vermogen kunnen beschikken. Een ander verhaal is het
echter voor hen die het evangelie nooit hebben gehoord maar wel in staat zijn bewuste keuzes te maken.
Zij zijn verantwoordelijk voor de keuzes die zij maken. Die zogenaamde “domme” inboorlingen
die daar ergens in de jungle in hun simpele hutjes ogenschijnlijk dom zitten te zijn, weten namelijk veel
meer dan wij vermoeden. Daarover hoorde ik eens een prediker vertellen die ooit als zendeling naar Afrika
was afgereisd om die “arme inboorlingen” daar over Jezus te vertellen.
Dit is een citaat uit zijn verhaal:
“Als u wilt weten waarom ik naar Afrika ging dan zeg ik u dat ik in de eerste plaats ging omdat
ik meende de rechtvaardigheid van God te moeten verbeteren. Ik vond het namelijk geen goede zaak dat mensen
naar de hel gaan zonder een kans te krijgen om gered te worden. Dus ging ik om arme zondaren een kans
te geven om naar de hemel te gaan. En toen ik in Afrika aankwam ontdekte ik dat zij helemaal geen arme,
onwetende, zielige heidenen waren die in de bossen rondrenden om iemand te vinden die hun wilde vertellen
hoe ze naar de hemel konden gaan. Ze waren gewelddadige monsters!! Ze leefden in een volslagen en totale
ongehoorzaamheid aan veel meer kennis over God dan ik ooit voor mogelijk had gehouden!! Ze verdienden
de hel!! Omdat ze absoluut weigerden om te wandelen in het licht van hun geweten, in het licht van de
wetten die op hun hart waren geschreven en van het getuigenis van de schepping, en van de waarheid die
zij kenden. En ik verzeker u dat toen ik daar achterkwam ik zo boos was op God dat ik Hem tijdens een
gebed liet weten dat ik het maar een rotstreek vond om mij naar mensen te sturen die er op wachtten om
te horen hoe ze naar de hemel konden gaan. Want toen ik er aankwam ontdekte ik dat ze al wisten over de
hemel en dat ze er helemaal niet naartoe wilden gaan, dat ze hun zonden liefhadden en die niet wilden
opgeven”.
Einde citaat.
Het evangelie van Jezus houdt zich niet alleen bezig met het behoud van de mens. In Matth.
28:19 kregen de discipelen daarom beslist niet de opdracht van Jezus: “Probeer zoveel
mogelijk mensen te behouden”. De opdracht die ze ontvingen was daarentegen: “Gaat dan heen,
onderwijst al de volken in Mijn Naam en leert hen onderhouden al wat Ik u bevolen heb” (volgens
de oorspronkelijke grondtekst). Het Koninkrijk Gods is niet gebaat bij een massa christelijke mensen die
slechts tevreden zijn met hun behoud, maar wel bij discipelen. En deze discipelen vormen de kleine
minderheid die na schifting, beproeving en loutering overblijft. Als een klein Gideonsleger. Om dit
nog eens te onderstrepen gebruikte Jezus in Matth. 7:13-14 het beeld van een
brede en een smalle weg: “Gaat in door de enge poort, want wijd is de poort en breed de weg, die
tot het verderf leidt, en velen zijn er, die daardoor ingaan; want eng is de poort, en smal de
weg, die ten leven leidt, en weinigen zijn er, die hem vinden”. De weinigen die deze smalle
weg wel gaan en de enge poort wel vinden zijn de discipelen waar Jezus op doelt. De gemeente van Jezus
Christus bestaat uitsluitend uit deze discipelen. Ieder kind van God dat dit discipelschap niet kent in
zijn leven bevindt zich daarentegen in het geestelijke Babylon. Dit Babylon zal in de eindtijd onder de
voet worden gelopen door de snel oprukkende duistere machten in dienst van de satan. Zoals ooit in de
tijd voor de zondvloed de ongehoorzamen de spot dreven met Noach en zijn ark en vervolgens door de zondvloed
werden uitgeroeid, zo zullen in deze eindtijd de ongehoorzamen aan het evangelie door de snel oprukkende
zond(e)vloed worden verzwolgen. In Matthéüs 24:12 liet Jezus ons in
dit verband weten: “En omdat de wetsverachting toeneemt, zal de liefde van de meesten verkillen”.
Wie nu geen boodschap heeft aan de gemeente van Jezus Christus en deze nieuwtestamentische ark niet wil
binnengaan zal door de komende zondvloed van afvalligheid, door het achterna lopen van valse leraars en
door wetsverachting meegesleurd worden in de grote afval. De afval die Jezus voorspelde in Matth.
24:10: “En dan zullen velen ten val komen en zij zullen elkander overleveren en elkander
haten”.
De te volgen smalle weg die ten leven leidt is daarom niet een weg die uitsluitend naar het eeuwige leven
leidt maar is in de eerste plaats een weg naar een geheiligd leven op deze aarde, waarin de persoonlijke
omgang met Jezus en het daarmee samenhangende discipelschap ons hele doen en laten bepalen. Het eeuwige
leven begint namelijk hier en nu. Dat blijkt bijvoorbeeld uit het antwoord van Jezus aan Martha in Joh.
11:25-26: “Ik ben de opstanding en het leven; wie in Mij gelooft zal leven, ook al is hij
gestorven, en een ieder, die leeft en in Mij gelooft, zal in eeuwigheid niet sterven; gelooft gij
dat?” Ook al verliezen wij aan het eind van dit aardse leven ons lichaam, het eeuwige leven is al
ons deel en daar verandert niets aan, dus ook het afleggen van onze aardse tent niet. Dit schrijvend herinner
ik me een uitspraak van mijn neefje die reageerde op een opmerking van zijn moeder. Ze zei namelijk iets
over het feit dat wij allemaal een keer zullen doodgaan. Waarop mijn neefje reageerde: “Dood? We
gaan helemaal niet dood, we verhuizen alleen maar”. Dit jochie had al veel meer van het evangelie
begrepen dan massa's theologen.
De bedoeling van het evangelie van Jezus Christus is niet om slechts zoveel mogelijk mensen te behouden
maar om deze mensen tot bekering én volmaaktheid(!) te brengen. Zodat we echte discipelen
van Jezus zullen zijn. En dat vraagt heel wat meer van ons dan dat we een leven lang slechts kerkbanken
zitten te verslijten. Johannes de Doper bracht dit zo treffend onder woorden in Lucas
3:8: “Brengt dan vruchten voort, die aan de bekering beantwoorden”. Jezus gaf
aan Zijn discipelen de opdracht om alle volken te onderwijzen in discipelschap. En discipelschap vraagt
heel wat meer van een mens dan alleen maar “bekeerd” te zijn. Dat is op zich wel goed maar
voor Jezus niet goed genoeg. Wat Johannes de Doper wilde zeggen is: zonder de vruchten van de bekering
is die bekering voor Jezus niets waard. Onbruikbaar. O ja, een mens kan wel een kind van God zijn
en er zijn hele leven de kantjes vanaf lopen en desondanks wel behouden zijn maar voor de zaak van het
Koninkrijk Gods heeft hij op deze wereld geen waarde!
De echte discipelen van Jezus zijn tenslotte diegenen die aan het evangelie gehoorzaam, de vruchten van hun bekering
hebben voortgebracht en, net als Jezus, hun kruis hebben willen dragen. De bijbel is er duidelijk genoeg over
dat er geestelijke vruchten van ons worden verwacht. En iedere boom die toch geen goede vruchten wil dragen? Daarover
zei Johannes de Doper al: “Iedere boom dan die geen goede vrucht voortbrengt wordt uitgehouwen en in het vuur
geworpen”. Want, zei Jezus in Lucas 12:48, “van een ieder, wie veel gegeven is,
zal veel geëist worden, en aan wie veel is toevertrouwd, van hem zal des te meer worden gevraagd”.
Ook deze pagina gaat in op Jezus' offer van gehoorzaamheid aan de Vader.