Engelse versie van deze site 14px  16px  17px  18px

Een huichelaar? Ik?

Goed dat je deze pagina hebt bezocht! Ook al zul je dat waarschijnlijk met gemengde gevoelens gedaan hebben. Want geef het maar toe: diep in je hart is daar meer dan eens dat verraderlijke stemmetje dat je wijsmaakt dat niemand het hoeft te proberen om je van oneerlijkheid of van welke andere roteigenschap dan ook te betichten. In het geval je dat stemmetje inderdaad telkens weer groot gelijk gaf heb ik om te beginnen toch beslist slecht nieuws voor je. Het is namelijk bepaald niet ondenkbaar dat er wel degelijk bloed aan je handen kleeft. En ook al zal dat geen zichtbaar bloed zijn, de kans is groot dat je ooit eens iemand op een andere manier hebt laten bloeden. Want ook dat is een onvoorstelbaar vaak voorkomende vorm van liefdeloos, wreed en dus zondig gedrag. Het is niet ondenkbaar dat de titel van deze pagina je behoorlijk prikkelde terwijl je op de link klikte met de achterliggende gedachte: “die webmaster gaat het vast niet over mij hebben want ik ben een goed mens”. De kans is echter groot dat je toch wel degelijk op je grondvesten zult schudden nadat je de boodschap op deze pagina hebt begrepen.
 

De doe-het-zelf rechtvaardigen.

Eens vertelde Jezus, als een voorbeeld van arrogantie en zelfvoldaanheid, het verhaal over die Farizeeër en de tollenaar die beiden naar de tempel gingen om te bidden (Lucas 18:9-14). De Farizeeër bad: “O God, ik dank U, dat ik niet zo ben als de andere mensen, rovers, onrechtvaardigen, echtbrekers, of ook als deze tollenaar; ik vast tweemaal per week, ik geef tienden van al mijn inkomsten”. Aan deze korte opsomming van zijn goede gedrag had hij nog wel een hele waslijst kunnen toevoegen. Tevergeefs: het zou op God geen indruk gemaakt hebben. De keiharde realiteit is nu dat er ook onder de kinderen Gods massa's van dit soort huichelaars zijn te vinden die met een vergelijkbare zelfvoldaanheid Gods aandacht willen vestigen op al het goede dat ze gedaan denken te hebben. Waarmee ze in dezelfde val trappen als de toehoorders aan wie Jezus zijn gelijkenis vertelde. Als inleiding op dit verhaal lezen we namelijk: “Hij sprak ook met het oog op sommigen, die van zichzelf vertrouwden, dat zij rechtvaardig waren....” Al deze doe-het-zelf rechtvaardigen gaan er compleet aan voorbij dat daar nog onbeleden zonden in de donkere achteraf hoekjes van hun hart rondschuifelen. Onbeleden zonden van opstandig gedrag (bijvoorbeeld tegenover hen die verantwoordelijk waren voor de goede orde in hun gemeente) of van grove taal tegenover anderen, of van...... laat je eigen geweten hier maar eens aan het woord.

 

De ervaringen van Paris Reidhead.

Ik ben er achtergekomen dat huichelaars de meest voorkomende soort zondaren op deze wereld zijn. Sowieso iedere ongelovige die met de neus in de hoogte en met dat gespleten tongetje minachtend sist dat hij of zij “die belachelijke onzin van die domme christenen over die hemel, de hel en over hun Jezus” niet wenst te horen is een huichelaar. Een huichelaar die de klop op de deur van zijn hart moedwillig negeert en nijdig wordt als hem wordt verteld dat hij een ordinaire zondaar is die zich moet bekeren tot zijn Schepper. En denk maar niet dat alleen de heidenen hier in West-Europa, die allemaal wel eens op de één of andere manier werden geconfronteerd met het bestaan van onze Schepper, hieraan schuldig zijn. Ook die zogenaamde “domme” inboorlingen die daar ergens in de jungle in hun simpele hutjes ogenschijnlijk dom zitten te zijn, weten meer dan wij vermoeden. Daarover hoorde ik eens ene Paris Reidhead vertellen, die ooit als zendeling naar Afrika was afgereisd om daar die “onwetende inboorlingen” over Jezus te vertellen.

Dit is zijn verhaal:
“Als u wilt weten waarom ik naar Afrika ging dan zeg ik u dat ik in de eerste plaats ging omdat ik meende de rechtvaardigheid van God te moeten verbeteren. Ik vond het namelijk geen goede zaak dat mensen naar de hel gaan zonder een kans te krijgen om gered te worden. Dus ging ik om arme zondaren een kans te geven om naar de hemel te gaan. En toen ik in Afrika aankwam ontdekte ik dat zij helemaal geen arme, onwetende, zielige heidenen waren die in de bossen rondrenden om iemand te vinden die hun wilde vertellen hoe ze naar de hemel konden gaan. Ze waren gewelddadige monsters!! Ze leefden in een volslagen en totale ongehoorzaamheid aan veel meer kennis over God dan ik ooit voor mogelijk had gehouden!! Ze verdienden de hel!! Omdat ze absoluut weigerden om te wandelen in het licht van hun geweten, in het licht van de wetten die op hun hart waren geschreven en van het getuigenis van de schepping, en van de waarheid die zij kenden. En ik verzeker u dat toen ik daar achterkwam ik zo boos was op God dat ik Hem tijdens een gebed liet weten dat ik het maar een rotstreek vond om mij naar mensen te sturen die er op wachtten om te horen hoe ze naar de hemel konden gaan. Want toen ik er aankwam ontdekte ik dat ze al wisten over de hemel en dat ze er helemaal niet naartoe wilden gaan, dat ze hun zonden liefhadden en die niet wilden opgeven”.
Einde verhaal.

Tijdens zijn worsteling hierover liet God aan deze ontgoochelde zendeling zien waarom deze heidenen zo slecht waren en dat het niet hun onwetendheid maar uitsluitend hun eigen goddeloosheid was waardoor ze zichzelf tot de hel veroordeelden. En dat God hem door deze ervaring de ogen wilde openen voor de liefde van God die deze heidenen toch nog een kans wilde geven om zich te bekeren. Maar deze huichelaars gingen er niet op in. Zij hadden de stem van hun geweten het zwijgen opgelegd! In een andere preek van deze Paris Reidhead vertelde hij meer details over zijn opzienbarende ontdekkingen op het zendingsveld.
Een fragment daaruit kun je hiernaast/hierboven beluisteren. Voor wie de Engelse taal niet (zo goed) beheerst volgt hier een vertaling:
 

Toen mijn vrouw en ik in 1945 naar Afrika gingen hadden we net een doorsnee opleiding achter de rug zoals je die van een goede bijbelschool mag verwachten. Dus hadden wij geen hoge verwachtingen van wat mensen wisten die nog nooit een zendeling hadden gezien of de Naam van Jezus hadden gehoord. Maar toen ik naar die volksstam ging die in de Soedanese/Ethiopische grensstreek leefde, waar ze zeiden dat ik de eerste was die met een bijbel kwam en de eerste die de Naam van Jezus tegenover hen noemde, kwam ik tot de ontdekking dat deze mensen verbazingwekkend veel wisten. Veel meer dan mij was geleerd te verwachten. Zij kenden bijvoorbeeld de God die de wereld heeft geschapen. Alles wat je hoefde te doen was een tak afbreken of een steen oprapen, of wat dan ook, en te vragen: “Wie heeft dit gemaakt?” Dan gaven ze je de naam, in dit geval was dat “Wannamiesj” (opmerking van de webmaster: dit woord is slechts een klankweergave), dat Hij heilig was en dat Hij toornig op hen was vanwege hun zonden. Zij wisten ook af van het bestaan van de satan. “Waarom offeren jullie je kippen dan niet aan Wannamiesj?” En dan was hun antwoord: “We weten niet eens of Hij die kippen wel wil hebben. We kunnen ze niet aan Hem verspillen want wij weten niet of dat is wat Hij wil. Wij weten dat als we onze kippen niet aan de boze geesten offeren onze geiten dood zullen gaan en onze gewassen niet zullen groeien. Daarom bewaren we al onze kippen voor hen die ze wel willen hebben: de boze geesten.”
Zij wisten dus dat God bestond maar er was geen eerbied voor Hem. Alles wat ze geloofden was dat Hij hen zou straffen als ze zouden sterven. Ze werden echter zo in beslag genomen door de strijd om het voortbestaan tot aan de volgende oogst dat ze zich niet wensten druk te maken om wat er zou gebeuren wanneer ze zouden sterven. Ze wisten dat God toornig op hen was om wat ze hadden gedaan, zoals ze het zelf stelden. “Maar wat hebben jullie dan gedaan waarom Hij toornig is?” Zij zeiden: “We hebben gelogen!” Heeft u ooit zoiets gehoord? Het lijkt er op dat ze enigszins op de hoogte waren van de tien geboden, vindt u niet? “Wat hebben jullie nog meer gedaan?” “Wel, we hebben gestolen!” “Wil Hij dat dan niet?” “Nee!! We mogen niet stelen” “Wat nog meer?” “Je mag niet doden!” Ik weet nog dat ik me omdraaide naar een vrouw en haar vroeg: “Heeft u ooit iemand gedood?” Ze zei: “Bent u van de regering?” Ik antwoordde: “Nee, ik ben hier om jullie taal te leren en om met jullie te spreken over Jezus.” “Ja, ik heb iemand gedood! En hij ook, en hij en hij…..” Ze wisten dus dat het verkeerd was om te liegen, om te stelen en om te doden. Wie leerde hen dit? Ze hadden nog nooit een bijbel gezien, ze hadden nooit de Naam van Jezus gehoord, ze waren nooit vertrouwd gemaakt met de tien geboden. Hoe in de wereld konden ze dit weten? Wel, u zult er wellicht van opkijken. In Romeinen 2:14-16 schrijft Paulus namelijk: “Wanneer toch heidenen, die de wet niet hebben, van nature doen wat de wet gebiedt, dan zijn dezen, ofschoon zonder wet, zichzelf tot wet; immers, zij tonen, dat het werk der wet in hun harten geschreven is, terwijl hun geweten medegetuigt en hun gedachten elkander onderling aanklagen of ook verontschuldigen, ten dage, dat God het in de mensen verborgene oordeelt volgens mijn evangelie, door Christus Jezus.”
Einde vertaling.

Een gewetensvraag: als deze heidenen al zo veel wisten over hun Schepper en dat zelfs zonder dat zij ooit een bijbel hadden gezien, laat staan gelezen, hoeveel verontschuldigingen blijven er dan nog over voor al die onverschillige zondaars in (bijvoorbeeld) Nederland die al zovele malen, op de één of andere wijze, in aanraking zijn geweest met het evangelie??? Een kleine hint: hoe heet deze website ook alweer? “Geloven doen we allemaal” Ach ja, natuurlijk!

 

Korach, Datan en Abiram.

Binnen het “christendom” bevinden zich massa's religieuzen die huichelachtig een eigen evangelie hebben verzonnen dat met de bijbelse boodschap weinig van doen heeft. Dit schrijvend komt me een voorbeeld vanuit mijn eigen ervaringen in gedachten. Ooit groeide ik op in een (evangelische) gemeente waarbinnen onenigheid ontstond met als resultaat dat enige “broeders en zusters” in de aanval gingen tegen de voorganger door zijn functioneren “ter discussie te stellen”. Ik zat er destijds bij toen er tijdens een bijbelstudieavond een toespraak werden gehouden waarbij er heel wat opruiende taal, leugenachtig gekronkel en nog meer van dat soort bagger in het rond vloog. Het klimaat van liefde en verdraagzaamheid was ver te zoeken. Toen deze rebellen hun zin niet kregen gingen zij er vandoor en begonnen hun eigen “rebellenclub”, die uiteindelijk niet echt lang heeft standgehouden. Overigens een veel voorkomend verschijnsel in Nederland. Ook mijn eigen gemeente onderging ondertussen hetzelfde lot nadat bij een volgende ronde van rebellie nieuwe “Korachs, Datans en Abirams” (Numeri 16) opstonden en ook zij er hun eigen versie van het evangelie met veel list en bedrog door wilden drukken. Terwijl de leider van die laatste aanvalsronde zichzelf ondertussen maar vast liet inzegenen als voorganger, zonder dat daarover met de eigenlijke voorganger was gesproken. Een staatsgreep in het klein dus.

Ordinair gehuichel.

Flink wat jaren later ontstond de situatie dat ik wekelijks de voorganger van destijds naar een grote evangelische gemeente in mijn woonplaats bracht en na afloop van de dienst weer ophaalde. En wie zag ik daar geregeld rondlopen? Precies: de opstandige lieden die destijds de voorganger in kwestie onder vuur hadden genomen. Door een speling van het lot zaten zij nu weer samen onder één dak. Als ik bij het brengen en ophalen de zaal weer eens rondkeek, staarden mij vanuit diverse hoeken en gaten dezelfde huichelaars aan die ooit om diverse redenen onze eigen gemeente waren ontvlucht omdat de boodschap hen te zwaar op de maag lag. Bijvoorbeeld omdat de (geheel bijbelse) boodschap over het lijden om Christus' wil hen bedorven maagzuur bezorgde. Of omdat ze al stuiptrekkingen kregen zodra de (ook geheel bijbelse!) geestelijke strijd aan de orde kwam waarop ze er met de staart tussen de poten vandoor gingen (daar winnen wij beslist geen oorlog mee....). Of omdat ze, zoals in het voorgaande al is beschreven, zelf graag voorgangertje wilden spelen. Een aantal keren heb ik sindsdien de oud-voorganger gevraagd of iemand van deze mensen al eens op hem afgestapt was met de bedoeling hun rebelse gedrag, hun gestook, hun geroddel, kortom: om al hun zondige gedrag van destijds uit te praten en te belijden (mocht je daarvan nog niet op de hoogte zijn: ook dat is namelijk volkomen bijbels). Zijn antwoord was echter telkens weer dat dit niet was gebeurd waarop mijn verbijstering om en afkeer van zoveel ordinair gehuichel opnieuw toenam. Dit soort mensen is duidelijk in staat om, ondanks onbeleden zonden, met een glashard gezicht jarenlang de vrome broeder of zuster uit te hangen en de samenkomsten te bevuilen met hun huichelachtigheid tegenover Gods bevelen. Die bevelen zijn in dit geval (nog) niet met een vinger op de muur geschreven (Daniël 5:5) maar zijn heel gewoon in de bijbel te vinden. Tenminste.... voor diegenen die bereid zijn ze onder ogen te zien. Over die bereidheid van de bedoelde “broeders en zusters” heb ik mijn terechte twijfels en al helemaal als ik lees hoe God over dit soort gedrag denkt. Bijvoorbeeld in Jesaja 1:12-13: “Wanneer gij komt om voor mijn aangezicht te verschijnen; wie heeft dit van u verlangd mijn voorhoven plat te treden? Gaat niet voort met huichelachtige offers te brengen; gruwelijk reukwerk is het Mij; nieuwe maan en sabbat, het bijeenroepen der samenkomsten. Ik verdraag het niet: onrecht met feestelijke vergadering”.

 

De toorn Gods over de kinderen der ongehoorzaamheid.

Nog even terugkomend op mijn verbijstering en afkeer over deze huichelarij, Psalm 119:53 zegt het als volgt: “Verontwaardiging greep mij aan vanwege de goddelozen, die uw wet verlaten”. Niet alleen die goddelozen maar ook massa's “christenen” nemen een loopje met Gods principes zodat ieder oprecht kind van God dat daar wel rekening mee houdt het zal overkomen dat de heilige toorn om zoveel huichelachtig gedrag hem of haar zal aangrijpen. Dit schrijvende komt mij het tot de verbeelding sprekende voorbeeld van de richter Simson in gedachten. Het overkwam deze sterkste man ter wereld eens dat zijn eigen volksgenoten bij hem kwamen met de mededeling: “Wij zijn gekomen om u te binden en u aan de Filistijnen over te leveren”. Aanvankelijk gewillig liet Simson zich binden en meevoeren maar...... “zodra hij te Lechi gekomen was en de Filistijnen hem met gejuich tegemoet kwamen, greep de Geest des Heren hem aan en de touwen om zijn armen werden als in het vuur verbrande vlasstengels en zijn banden smolten weg van zijn handen. Daarop vond hij een nog verse ezelskaak, strekte de hand uit, greep ze en sloeg daarmee duizend man dood. En Simson zeide: Met een ezelskaak sloeg ik dat ezelstuig, met een ezelskaak duizend man”. Dit lezen wij in Richteren 15:14-16. Het ligt in de lijn der verwachting dat de niet zo bijbelvaste lezers en zij die de bijbel vast in de ban gedaan hebben met rode kaken zitten te steigeren bij het lezen van Simson's antwoord op het verraad van zijn eigen volk en op het (voorbarige) gejuich van de goddeloze Filistijnen. En dat onder het voorwendsel dat Simson wreed en barbaars bezig was. Er staat echter wel degelijk dat de Geest des Heren hem aangreep. Zoals het volk Israël zelf ooit de opdracht had gekregen om de goddeloze en wrede volkeren om hen heen (met al hun meedogenloze kinderoffers etc.) radicaal uit te roeien, zo rekende ook Simson af (gedreven door de Heilige Geest!!) met zijn vijanden. Dat is een waarheid om rekening mee te houden want..... ook in de eindtijd zal de roede van Gods toorn over al de wetteloosheid die binnen het “christendom” (= Babylon) te vinden is opruiming houden.

Schrijvende over de realiteit dat zonden de mens van God scheiden waarschuwde Paulus in Efeze 5:6 namelijk: “Laat niemand u misleiden met drogredenen, want door zulke dingen komt de toorn Gods over de kinderen der ongehoorzaamheid”. Dit geschreven hebbende word ik weer herinnerd aan het feit dat er al jarenlang een ontstellend sluwe dwaling rondwaart in de evangelische wereld die er op neerkomt dat “God zelfs niet eens boos kan kijken”. En van zo'n lieverdje hebben de huichelaars onder de kinderen Gods uiteraard niets te vrezen. De gevolgen van deze misleiding heb ik met eigen ogen aanschouwd. Met de begeleidende “ontdekking” dat ook de mens zelf zo goed is dat alle zonden die hij desondanks begaat toegeschreven moeten worden aan de satan werden massa's kinderen Gods tot huichelaars gemaakt, voor zover ze dat tenminste nog niet waren. Er is echter niets nieuws onder de zon want in Matth. 24:11 voorspelde Jezus deze grote afval al: “En vele valse profeten zullen opstaan en velen zullen zij verleiden”. Verleiden tot zonde en verleiden tot de zonde van huichelarij.

Wat al de in het voorgaande aangehaalde huichelaars kennelijk niet willen weten is dat de bijbel ons heel duidelijk laat weten hoe God over hun gedrag denkt. Bijvoorbeeld in het tekstgedeelte dat mijzelf telkens weer als eerste in gedachten komt wanneer ik weer eens met deze en vergelijkbare slangen geconfronteerd wordt, te weten: Matth. 5:23-24 waar Jezus zegt: “Wanneer gij dan uw gave brengt naar het altaar en u daar herinnert, dat uw broeder iets tegen u heeft, laat uw gave daar, voor het altaar, en ga eerst heen, verzoen u met uw broeder en kom en offer daarna uw gave”. De praktijk is dat personen zoals hierboven zijn beschreven óf absoluut niet beseffen dat ze ooit grof, harteloos, egoïstisch, arrogant, sluw, verraderlijk, kortom: zondig bezig zijn geweest óf ze beseffen dit wel degelijk maar vinden desondanks van zichzelf dat ze niets te belijden hebben. In beide gevallen hebben de huichelaars in kwestie hun geweten dichtgeschroeid. En bij dat laatste komt mij in gedachten wat God daarover zei in Jer. 17:9-10: “Arglistig is het hart boven alles, ja, verderfelijk is het; wie kan het kennen? Ik, de Here, doorgrond het hart en toets de nieren, en dat, om aan een ieder te geven naar zijn wegen, naar de vrucht zijner daden”.

 

Doet de Heilige Israëls weg uit onze ogen.

Een van de vele voorbeelden van huichelarij waaraan het volk Israël zich destijds schuldig maakte staat te lezen in Jesaja 30:8-11: “Ga nu, schrijf het in hun bijzijn op een tafel en teken het op in een boek, opdat het diene voor latere dagen, voor immer en altoos. Want het is een weerspannig volk, leugenachtige kinderen, kinderen die de wet des Heren niet willen horen; die tot de zieners zeggen: Gij zult niet zien; en tot de schouwers: Gij zult voor ons de waarheid niet schouwen, spreekt tot ons aangename dingen, schouwt begoochelingen; wijkt af van de weg, buigt af van het pad, doet de Heilige Israëls weg uit onze ogen”.
In vergelijkbare bewoordingen wordt tot op de dag van heden (vrij vertaald) tegen God gezegd: “Hoepel op uit ons leven want wij wensen ons niet te onderwerpen aan uw gezag”. Dat zij daarmee hun eigen Schepper een schop geven zal voor deze huichelaars geen zorg van betekenis zijn maar zodra zij hun laatste adem uitblazen wordt dat beslist een compleet ander verhaal. Opvallend is de zinsnede: “opdat het diene voor latere dagen”. De beschrijving die hier wordt gegeven van de vijandige houding van het weerspannige volk is dan ook nog even actueel als in de tijd van de profeet Jesaja. Een beschrijving die nu echter betrekking heeft op zowel kinderen Gods als op hen die daar alleen nog in naam voor door gaan en die er op allerlei slinkse manieren een eigen rechtvaardigheid op na houden. Zo las ik bijvoorbeeld een berichtje over een symposium genaamd: “Godslastering terug op de westerse agenda” dat in maart 2007 werd gehouden op de Nijmeegse Radboud Universiteit. Enkele sprekers (decanen van de Nijmeegse theologische faculteit en de faculteit der religiewetenschappen) vonden dat een wettelijk verbod op godslastering een nutteloze stuiptrekking is van een voorbije tijd. De heren vonden dat angst voor straf van Boven een restant is uit de Middeleeuwen. Kijk eens aan, deze heren zijn dus decanen op een theologische faculteit en toch kunnen zij zonder blikken of blozen het ontzag voor de God met wie zij zich bezig zeggen te houden tot een Middeleeuwse mythe maken. Één stap verder en die God zal volgens deze huichelaars helemaal niet meer bestaan. Weten we tenminste meteen weer waar theologie eigenlijk over gaat. Dode kennis is het die een dode religie voortbrengt. Dat blijkt ook wel uit het etiket waarachter deze heren zich schuilhouden: faculteit der religiewetenschappen. Religie is morsdood, dus als men daar dan ook nog eens een wetenschap van denkt te moeten maken houdt men zich nog slechts bezig met de geestelijke dood. Toen de Indiase prediker Sadhu Sundar Singh kennis maakte met de westerse theologie beschreef hij die heel treffend als “een tweedehands geloof”. Dat is een wereld van verschil met wat de apostel Paulus schreef in Rom. 1:16: “Want ik schaam mij het evangelie niet; want het is een kracht Gods tot behoud voor een ieder die gelooft, eerst voor de Jood, maar ook voor de Griek”. Het evangelie van Jezus is de enige weg die ons leidt vanuit de dood naar het eeuwige leven.

Waar de genoemde heren overigens heel sluw misbruik van maken is het feit dat de terreur van de Rooms Katholieke leer tijdens die beruchte Middeleeuwen een dergelijk bedreigend godsbeeld goed kon gebruiken om de massa onder het juk van angst en onwetendheid vast te kunnen houden. De Roomse leer is echter voor honderd procent een heidense religie die absoluut niets met het evangelie van Jezus van doen heeft. De mening van genoemde heren is daarom sowieso gebaseerd op religieus drijfzand. Dat doet verder niets af aan hun vijandigheid, minachting en huichelachtigheid tegenover hun Schepper. Met behulp van deze en vergelijkbare listen heeft de mens sinds de zondeval telkens weer huichelachtig moeite gedaan om zijn geweten het zwijgen op te leggen met het doel iedere herinnering aan de Schepper weg te redeneren. De genoemde heren zijn in één opzicht in ieder geval wel eerlijk: ze maken geen geheim van hun huichelachtigheid..... en zijn daarom vrij eenvoudig te ontmaskeren.

 

De Tobia's binnen uw muren.

Dat is heel wat minder eenvoudig als we te maken hebben met een ander soort gluiperds. Dit betreft de gevaarlijkste soort huichelaars en dat zijn namelijk de in allerlei soorten en maten voorkomende “bijbelleraars”, evangelisten, voorgangers, dominee's, ouderlingen, oudsten, etc. die er met een gespeelde oprechtheid in geslaagd zijn massa's nietsvermoedende kinderen Gods een dwaalweg op te sturen. Wie zich daarvoor laat gebruiken is een zoveelste Tobia die met vijandige bedoelingen is binnengedrongen om vervolgens als spreekbuis van de satan dienst te doen. Over deze Tobia lezen we in het bijbelboek Nehemia.
Toen de uit de Babylonische ballingschap teruggekeerde Joden onder leiding van Nehemia de muur van Jeruzalem herbouwden overlegden hun tegenstanders in Nehemia 4:11: “Zij zullen niets merken noch gewaarworden, totdat wij in hun midden komen, hen doden en het werk stopzetten”. De plannen van deze tegenstanders werden echter verijdeld en de muur werd voltooid. Echter, amper nadat Nehemia zijn hielen had gelicht lukte het een van hen om via een andere weg binnen de muren van Jeruzalem te geraken. Daarover lees ik in Nehemia 13:6-9: “Doch ik was gedurende dit alles niet te Jeruzalem, want in het tweeëndertigste jaar van Arthahsasta, koning van Babel, was ik naar de koning gegaan. Maar na verloop van tijd vroeg ik de koning om verlof; en toen ik te Jeruzalem kwam, bemerkte ik het kwaad dat Eljasib begaan had, door voor Tobia een kamer in te richten in de voorhoven van het huis Gods. Ik was er zeer over ontstemd en wierp al het huisraad van Tobia het vertrek uit. Op mijn bevel reinigde men de vertrekken, en ik bracht het gerei van het huis Gods, het spijsoffer en de wierook daarin terug”. Uitgerekend een priester (Eljasib) presteerde het om deze vijand zelfs binnen de voorhoven van de tempel te herbergen.
De opmerkelijke overeenkomst met de situatie in onze dagen is dat vele vijanden van het evangelie eveneens de gelederen zijn binnengedrongen terwijl massa's kinderen Gods er niets van hebben gemerkt.

In Matth. 24:10-12 sprak Jezus over de afbraak van het geloof van veel gelovigen in de eindtijd. We kunnen er dus niet omheen dat het volharden in het geloof, het volharden in de trouw en het “volharden in het volharden” een slijtageslag zal blijken te zijn én dat het “christendom” t.z.t. tot in alle hoeken en gaten zal zijn geïnfiltreerd door dienaren van de satan. In een paar zinnen beschreef Jezus dit eindtijddrama: “En dan zullen velen ten val komen en zij zullen elkander overleveren en elkander haten. En vele valse profeten zullen opstaan en velen zullen zij verleiden. En omdat de wetsverachting toeneemt, zal de liefde van de meesten verkillen”. Tegen de profeet Daniël zei de engel die hem vertelde over de gebeurtenissen op het wereldtoneel “aan het einde der dagen” in Daniël 11:34: “Doch, terwijl zij struikelen, zullen zij een kleine hulp vinden; dan zullen velen zich in huichelachtigheid bij hen aansluiten”. Onder de zonen Gods, waarover de engel het hier heeft, zullen zich ook veel meelopers bevinden, huichelaars, die uiteindelijk onder de druk van de vervolging en het lijden door hun huichelachtigheid ten val zullen komen. Zo zullen de Tobia's onder hen hun masker af moeten zetten, de meelopers en de opportunisten zullen bezwijken onder de druk en afvallig worden. Voor zover ze dat nog niet al waren.

Om geestelijk staande te kunnen blijven komt het er dus op aan dat kinderen Gods opruiming gaan houden in hun leven en afrekenen met al hun huichelachtige gedrag, zodat men doorkrijgt dat de nu volgende waarschuwing van de apostel Petrus in 1 Petrus 4:17-18 beslist geen loze kreet is: “Want het is nu de tijd, dat het oordeel begint bij het huis Gods; als het bij ons begint, wat zal het einde zijn van hen, die ongehoorzaam blijven aan het evangelie Gods? En indien de rechtvaardige ternauwernood behouden wordt, waar zal dan de goddeloze en zondaar verschijnen?” De rechtvaardige wordt hier overigens niet “ternauwernood” (= met moeite, volgens de Griekse grondtekst) behouden omdat de verlossing door Jezus maar net voldoende zou zijn maar doordat het lijden om Christus' wil ieder kind van God treft dat ernst maakt met zijn heiliging. Dat is namelijk het onderwerp waarover Petrus hier schrijft. Juist vanwege dat lijden vinden veel kinderen Gods die last te zwaar en het laat zich raden dat dit lijden dan ook een scheiding veroorzaakt tussen de doorzetters en de afvalligen. Dit oordeel (= deze scheiding) zal de huichelaars en de oprechten van elkaar scheiden, het kaf wordt gescheiden van het koren. Wie de last van het lijden om Christus' wil te zwaar vindt hoeft slechts te volharden in zijn huichelachtigheid en zijn ondergang is absoluut verzekerd!

 

Wanneer gij Mij liefhebt, zult gij mijn geboden bewaren.

Voor hen die wel voor rede vatbaar zijn heb ik tot slot een paar uitspraken van Jezus bij elkaar gezet die heel kernachtig weergeven waar Zijn maatstaven op neerkomen:

Mocht het je ontgaan zijn over welke geboden Jezus hier o.a. sprak dan kan de nu volgende hint je wellicht een eind op de goede weg helpen. In het voorgaande is ie al even aangehaald maar hier komt ie dan weer: “Wanneer gij dan uw gave brengt naar het altaar en u daar herinnert, dat uw broeder iets tegen u heeft, laat uw gave daar, voor het altaar, en ga eerst heen, verzoen u met uw broeder en kom en offer daarna uw gave”. In Matth. 5:23-24 kun je dit lezen, dus mocht je heimelijk hopen dat ik het zelf heb verzonnen dan heb je dikke pech. Wat Jezus hier eigenlijk zei is het volgende: “Zolang jij huichelachtig negeert dat je ooit iemand onrecht en verdriet hebt aangedaan en je dat niet belijdt en goedmaakt heb ik aan jouw gebeden geen boodschap!! En er zijn nogal wat kinderen Gods die zich door vergelijkbare zonden van God vervreemd hebben en desondanks huichelachtig menen Gode welgevallig te zijn. Laten zij de bijbel dan maar eens (beter) gaan lezen zodat ze er op een goede dag achterkomen wat Jezus hen te zeggen heeft, zoals bijvoorbeeld met de woorden: “Wie mijn geboden heeft en ze bewaart, die is het, die Mij liefheeft”. Wie zijn geweten momenteel al flink hoort knagen zal zeer waarschijnlijk de hierin opgesloten boodschap al opgemerkt hebben. Die is namelijk dat het omgekeerde ook waar is: “Wie mijn geboden heeft en ze niet bewaart, die heeft Mij niet lief”.

Dus.... klaplopers, meelopers, huichelaars en al die anderen die de geboden van Jezus niet bewaren en niet gehoorzamen maar desondanks met een air van vroomheid in hun wekelijkse samenkomst zitten: beter je leven, ruim de rotzooi in je hart op en belijdt tegenover hen die jij ooit ten onrechte verdriet hebt aangedaan dat je verkeerd bezig bent geweest. En nu maar hopen dat iedere huichelaar, na dit allemaal te hebben gelezen, nu dan toch eindelijk is gaan beseffen dat hij of zij op een dergelijke manier een gruwel in Gods ogen is geweest en nu tot het besef is gekomen dat daar iets aan gedaan moet worden, want gebeurt dat niet..... dan zijn de eeuwige gevolgen voor eigen rekening.

 
Spreuk:
Het evangelie is veel te ingewikkeld voor volwassenen.
Alleen een kind kan het begrijpen.
(naar Matthéüs 18:3)

P.S.
If you want to translate this page into your own language: please visit https://translate.google.com where you can choose your language.
Bronvermelding