Engelse versie van deze site 14px  16px  17px  18px

Het gaat erop aankomen!

Inleiding.
Ongeveer zes jaar na het overlijden van onze vader vonden wij een verzameling preken van hem terug. Die waren destijds vastgelegd op een serie van die “good old” cassettebandjes. De opnamen waren nog steeds goed te beluisteren. Opnamen op magnetische geluidsdragers hebben sowieso allang bewezen na vele jaren nog vrijwel niets aan kwaliteit te hebben verloren. De boodschap sprak voor zichzelf. Sprekend over de komende donkere tijden die over de wereld zouden gaan en de tijd van extreme wetteloosheid die de mensheid in zijn greep zou krijgen vatte hij het allemaal samen met de woorden: “Het gaat erop aankomen!” Dat zien wij nu om ons heen gebeuren, nu op het moment van schrijven (november 2020) de huidige overheden van deze wereld hun lang van tevoren bedachte virusbedrog in de strijd hebben geworpen om van de wereld een politiestaat te maken. Terwijl vrijheden worden afgepakt en dwingende verplichtingen worden opgelegd en de angst regeert. Ik zie het allemaal als een inleiding tot de eindtijd. De eindtijd, waarin definitief zal worden afgerekend met de overste van deze wereld, de satan. En waarin de lang verwachte zonen Gods openbaar zullen worden, die hun taak zullen vervullen in het vernietigen van de satan en zijn extreem mensvijandige rijk. De zonen Gods, over wie de apostel Paulus ooit schreef in Romeinen 8. Ook in het boek Daniël werd al voorzegd wat er zou gaan gebeuren in de tijd waarin wij nu leven. Vandaar deze pagina. In het onderstaande overzicht worden de dromen, gezichten en visioenen in het bijbelboek Daniël met een vergrootglas bekeken..

 

De droom van Nebukadnezar.

Daniël 2:29-45. De droom van de Babylonische koning Nebukadnezar, waarin hij een groot beeld zag. Dat beeld had een hoofd van goud, de borst en armen waren van zilver, buik en heupen van koper, met benen van ijzer en de voeten bestonden uit een mengsel van ijzer en leem. In een video van prof. Walter Veith (website: https://amazingdiscoveries.org) vond ik het hierbij geplaatste en tot de verbeelding sprekende fragment dat aardig weergeeft wat deze Babylonische koning gedroomd moet hebben. De profeet Daniël (die zelf ook in ballingschap leefde in het rijk van Nebukadnezar) gaf hem niet alleen de uitleg maar vertelde hem ook het verloop van de droom zelf. Het gouden hoofd van dit beeld stelde het Babylonische rijk van Nebukadnezar voor. De zilveren borst en armen beeldden het rijk van de Meden en Perzen uit. Deze Meden en Perzen veroverden dan ook het Babylonische rijk, wat overigens nog tijdens het leven van de profeet Daniël plaatsvond. Het Griekse rijk van Alexander de Grote (weten wij nu) wordt voorgesteld door de koperen buik en heupen. Ook het land Israël werd door de Grieken veroverd. Door de Griekse invloed werd het Nieuwe Testament in de Griekse taal geschreven, in tegenstelling tot het Oude Testament dat in de Hebreeuwse taal is geschreven. Dit Griekse rijk werd op zijn beurt weer door de Romeinen verdrongen (= de benen van ijzer) en die ijzeren benen stonden op voeten van ijzer en leem. Deze twee materialen zijn van nature niet te mengen en kunnen dan ook nooit een stevige eenheid vormen. Het staatkundige Romeinse rijk raakte ten slotte op zijn beurt in verval en omdat ondertussen het “christendom” de staatsgodsdienst was geworden werd ook het staatkundige Romeinse rijk overgenomen door het Pausdom, het Vaticaan, met haar Roomse (= Romeinse) kerk of hoe men deze religieuze Moloch ook maar wil noemen. Deze religieuze Moloch (Babylon genoemd in het boek Openbaring) stelt die voeten van ijzer en leem voor en zoekt nu een eenheid te vormen met alle andere heidense religies op de wereld. Een eenheid die nooit een eenheid zal worden, zoals ook ijzer en leem nooit een stevige eenheid kunnen vormen. Meer dan een monsterverbond zal het daarom nooit worden. Uit dit monsterverbond zal de (laatste) antichrist voortkomen. In die tijd leven wij nu. Dit monsterverbond zal na een korte tijd totaal worden vernietigd door de steen die aan komt rollen. Die steen is het Koninkrijk Gods dat door Jezus Christus weer op de aarde werd gevestigd, dat door het werk van de apostelen en hun opvolgers werd uitgebreid en ten slotte het enige rijk zal zijn dat eeuwig blijft. In deze droom vormen de achtereenvolgende vier koninkrijken samen één beeld dat dan ook uit vier delen bestaat.

Voor de duidelijkheid: de bijbel spreekt over een antichrist die actief zal zijn in de eindtijd. Feit is dat er ondertussen al velen zijn geweest. Want iedereen die Jezus afwijst is een anti-christ, en is dus tegen Christus. Onder hen zijn monsters geweest. Ik laat het aan de geschiedenis-kennis van de lezer over om hier namen in te gaan vullen. De antichrist van de eindtijd zal als een optelsom zijn van al hun slechtheid.

Betekenis voor onze tijd: deze droom van de Babylonische koning Nebukadnezar, reikt wel degelijk tot in onze tijd. Met name door de voeten van ijzer en leem die in de huidige tijd actief zijn.

 

Het droomgezicht van de vier dieren.

Daniël 7:1-28. In deze droom ziet Daniël vier dieren uit de zee opkomen, die achtereenvolgens voorstellen: het Babylonische rijk, het rijk van de Meden en Perzen, het rijk van Griekenland (onder Alexander de Grote en zijn opvolgers), en tenslotte het Romeinse rijk. Dit Romeinse rijk bestaat nog steeds in de vorm van de voeten van ijzer en leem in de vorige droom (zie hierboven), die in onze tijd worden gevormd. Het staatkundige Romeinse rijk hield destijds op te bestaan en de rol van de keizers werd overgenomen door de pausen. Dit pausdom wordt voorgesteld door de kleine hoorn op de kop van dit Romeinse beest, een hoorn met een een mond vol grootspraak en laster tegen de Schepper van hemel en aarde.

De valse religie werd het voornaamste kenmerk van dit heidense Romeinse rijk, en dus met name in de vorm van het pausdom: het Vaticaan. Wat beslist niet wegneemt dat de pausen veel wereldse macht hadden en weer hebben. In de voorbije eeuwen bijvoorbeeld sidderden de koningen en machthebbers van Europa voor de paus in Rome, die (zo geloofden zij) de macht zou hebben om hen te excommuniceren. Door de reformatie van Luther werd deze politieke macht flink ondermijnd maar sindsdien heeft Rome zich ingespannen om die kwijtgeraakte politieke macht terug te krijgen. Op het ogenblik heeft het pausdom op wereldniveau een grote politieke invloed terwijl daarnaast de “eenheid” wordt gezocht met de andere religies op de wereld. Dit is in de droom van koning Nebukadnezar uitgebeeld door de voeten van ijzer en leem. Dit zijn materialen die niet zijn te mengen en daarom nooit een eenheid kunnen vormen. Uit dit monsterverbond zal de laatste antichrist voortkomen. Een “wereldleider” die door dit zeer tijdelijke verbond en de gespeelde eenheid ook acceptabel zal zijn voor de andere religies, die zelf overigens sowieso al hun eigen “messias” verwachtten. De antichrist zal dan ook als messias worden geaccepteerd door al deze religies. Wij leven nu in de tijd van het vierde dier: het Romeinse rijk. In Daniël 7:7-8 lezen wij over dit rijk: “Daarna zag ik in de nachtgezichten en zie, een vierde dier, vreselijk, schrikwekkend en geweldig sterk; het had grote, ijzeren tanden: het at en vermaalde, en wat overbleef, vertrad het met zijn poten; en dit dier verschilde van alle vorige, en het had tien horens. Terwijl ik op die horens lette, zie, daartussen verhief zich een andere kleine horen, en drie van de vorige horens werden daarvoor uitgerukt; en zie, in die horen waren ogen als mensenogen en een mond vol grootspraak.”

De vier dieren die Daniël in deze droom uit de zee zag opkomen stellen overigens niet die vier koninkrijken zelf voor maar de geestelijke vorsten der duisternis die heersen over de desbetreffende rijken. Zoals ook ons eigen Nederlandje een vorst der duisternis heeft die over Nederland heerst. Deze vorst is de geest van verdeeldheid. Met name op het religieuze vlak in Nederland is dat dan ook goed te merken! De afvalligen die ik zelf van nabij heb meegemaakt lieten zich duidelijk door deze geestelijke grootvorst gebruiken. Met alle zeer nare gevolgen van dien voor de betrokkenen.

Betekenis voor onze tijd: wij leven nu in de tijd van het Romeinse rijk. Met name in de tijd dat de kleine hoorn (het Vaticaan) een religieuze eenheid zoekt met de andere wereldreligies.

 

Het gezicht van de ram en de geitebok.

Daniël 8:1-27. In dit gezicht wordt de ondergang van het rijk der Meden en Perzen en de opkomst van het Griekse rijk, uitgebeeld door de ram (rijk van de Meden en Perzen) en het geitebokje (het Griekse rijk). Vers 1: “In het derde jaar van de regering van koning Belsassar verscheen mij, Daniel, een gezicht, na het gezicht, dat mij eerder verschenen was.” Belsassar was de zoon van koning Nebukadnezar, de koning van Babel. Dat rijk was echter ten tijde van deze droom nog niet omver gelopen door het opkomende rijk van de Meden en Perzen. Het gezicht dat Daniël kreeg was dus toen nog (nabije) toekomst. Voor ons echter is dit al weer een ver verleden. Zelfs tijdens de dagen van Jezus' aanwezigheid op aarde was de overheersing door deze beide rijken al geschiedenis en was het Romeinse rijk al een feit. Zoals wij kunnen lezen in de bijbel. Ook wat we verderop lezen vanaf Daniël 8:9 waar wordt beschreven hoe de zeer wrede Seleucidische koning Antiochus tekeer gaat tegen het Joodse volk en tegen hun tempeldienst.

In vers 23-25 gaat de engel Gabriël hier verder op in. De harige geitebok is (de koning van) Griekenland, en de grote horen die tussen zijn ogen stond, was de eerste koning. Dit was Alexander de Grote. Die, zo leert de geschiedenis ons, jong is gestorven en werd opgevolgd door vier van zijn generaals en die op hun beurt het Griekse rijk onder elkaar in vieren verdeelden. De koning die vervolgens opstond, hard van aangezicht en bedreven in listen was de Seleucidische koning Antiochus Epiphanes. Dat is nu allang geschiedenis. Maar hier werd wel aandacht aan geschonken omdat de beschreven Antiochus Epiphanes een prototype was van de antichrist van de eindtijd. Onze tijd dus. In Matth. 24:15-22 zegt Jezus hierover: “Wanneer gij dan de gruwel der verwoesting, waarvan door de profeet Daniël gesproken is, op de heilige plaats ziet staan......” Jezus sprak in deze verzen over de antichrist van de eindtijd. Deze gruwel der verwoesting duidt niet op een tempel in Jeruzalem. Die tempel en de bijbehorende tempeldienst is door God de Vader zelf, op het moment van Jezus' sterven, afgedankt toen het voorhangsel tussen het heilige en het heilige der heiligen in de tempel van boven naar beneden werd verscheurd. Het ging hier wel degelijk om een voorhangsel dat God de Vader zelf op het moment van Jezus' sterven van boven naar beneden scheurde en waarmee Hij een definitief einde maakte aan het geestelijk compleet failliete volk Israël. De tijd van de schaduwen was voorbij. Daarover schrijft de apostel Paulus in Colossenzen 2:16-17: “Laat dan niemand u blijven oordelen inzake eten en drinken of op het stuk van een feestdag, nieuwe maan of sabbat, dingen, die slechts een schaduw zijn van hetgeen komen moest, terwijl de werkelijkheid van Christus is”. Omdat nu het echte werk was begonnen. Eindelijk. En als Christus de werkelijkheid is, waarom zou men dan weer terugkeren naar de tijd van de schaduwen?? En laat dat nu juist zijn waaraan hele volksstammen binnen het zogenaamde christendom zich schuldig maken!! De vervulling van het gezicht van de ram, het geitebokje en de kleine hoorn is nu geschiedenis maar, zoals Jezus sprak in Matth. 24 over: “de gruwel der verwoesting, waarvan door de profeet Daniël gesproken is” was de wrede Seleucidische koning waar dit op sloeg een prototype van de laatste antichrist van de eindtijd. Die laatste heeft nu nog geen greep naar de macht gedaan maar dat zal echt niet meer zo lang op zich laten wachten!! Om welke tempel gaat het wel in de eindtijd? Dat lezen wij in Joh. 4:21-24 waar Jezus zei tegen de Samaritaanse vrouw: “Geloof Mij, vrouw, de ure komt, dat gij noch op deze berg, noch te Jeruzalem de Vader zult aanbidden. Gij aanbidt, wat gij niet weet; wij aanbidden, wat wij weten, want het heil is uit de Joden; maar de ure komt en is nu, dat de waarachtige aanbidders de Vader aanbidden zullen in Geest en in waarheid; want de Vader zoekt zulke aanbidders; God is Geest en wie Hem aanbidden, moeten aanbidden in Geest en in waarheid”.

Dus een (derde) stenen tempel in Jeruzalem heeft voor God geen enkele waarde. Het is mij bekend dat er mensen rondlopen met de bespottelijke plannen om een derde tempel in Jeruzalem te bouwen. Wat zij daarmee zouden doen is het offer dat Jezus bracht op Golgotha verachten om vervolgens weer terug te keren naar het bloed van stieren en bokken. Waarvan de bijbel duidelijk zegt dat dit geen zonden kan wegnemen! Dit is pure Godslastering. Mochten deze plannen doorgaan dan is het resultaat van hun overleggingen, die door de god dezer eeuw met blindheid zijn geslagen, slechts een bovengrondse grafkelder en geen heiligdom waar God de Vader behagen in zou hebben. Omdat Hij zelf door het in tweeën scheuren van het voorhangsel in de tempel op het moment van Jezus' sterven aan ons heeft laten weten dat Hij met de Oudtestamentische offerdienst voorgoed had afgerekend. De scheiding tussen God en mensen was weggenomen.

 

Dus over welke tempel in deze eindtijd spreekt de bijbel? Eerst twee uitspraken van de apostel Paulus over de Nieuwtestamentische tempel Gods:

  1. 1 Cor. 3:16-17: “Weet gij niet, dat gij Gods tempel zijt en dat de Geest Gods in u woont? Zo iemand Gods tempel schendt, God zal hem schenden. Want de tempel Gods, en dat zijt gij, is heilig!
  2. 2 Cor. 6:16: “Welke gemeenschappelijke grondslag heeft de tempel Gods met afgoden? Wij toch zijn de tempel van de levende God, gelijk God gesproken heeft: Ik zal onder hen wonen en wandelen, en Ik zal hun God zijn en zij zullen mijn volk zijn.

Het drama van de eindtijd is dat een deel van deze tempels van God ten val zullen komen. Wie is dus die zoon des verderfs over wie de apostel Paulus schrijft in 2 Thess. 2:3-4? We lezen daar: “Laat niemand u misleiden, op welke wijze ook, want eerst moet de afval komen en de mens der wetteloosheid zich openbaren, de zoon des verderfs, de tegenstander, die zich verheft tegen al wat God of voorwerp van verering heet, zodat hij zich in de tempel Gods zet, om aan zich te laten zien, dat hij een god is.

Er wordt overigens beweerd dat hier het woord afval niet wordt gebruikt in de Griekse grondtekst maar dat is wel degelijk het geval! In de beide vorige verzen heeft de apostel Paulus duidelijk aangegeven wie Gods tempel is: dat is de mens Gods. Van wie er in de eindtijd velen ten val zullen komen, en zij zullen net als ooit de satan zelf met diens afvallige engelen, hun oorsprong ontrouw worden, hun heilige woning verlaten om een vijand van God te worden. (Judas 1:6). De mens die ooit een tempel van God was maar nu afvallig wordt aan God. En daarna zelf op de troon gaat zitten (om aan zich te laten zien dat hij een god is = zichzelf als god vereert). Deze ooit heilige tempel wordt een rovershol omdat deze afvallige kinderen Gods zullen menen zelf een god te zijn. Dit nu is het drama van de eindtijd. Ook de apostel Johannes schreef over dit drama in 1 Joh. 2:18-19: “Kinderen, het is de laatste ure; en gelijk gij gehoord hebt, dat er een antichrist komt, zijn er nu ook vele antichristen opgestaan, en daaraan onderkennen wij, dat het de laatste ure is. Zij zijn van ons uitgegaan, maar zij waren uit ons niet; want indien zij uit ons geweest waren, zouden zij bij ons gebleven zijn: maar aan hen moest openbaar worden, dat niet allen uit ons zijn.” De apostel Johannes was in zijn tijd nog niet op de hoogte van de eeuwen die nog zouden volgen tot op onze tijd. Hij wist echter wel dat deze dramatische afval een teken was waar aan die laatste ure herkend kon worden. Hij maakt hier ook duidelijk onderscheid tussen de antichrist (enkelvoud) enerzijds en de antichristen (meervoud) anderzijds. Feitelijk is iedere vijand van God een antichrist en die zijn er in allerlei soorten en maten. Beperken wij ons nu tot de twee al genoemde soorten antichrist dan zit het er dus dik in dat dezen gezamenlijk de strijd zullen voeren. De satan (als de eerste afvallige ooit en dus het begin van alle ellende) met zijn afvallige engelen plus de afvallige mensen (= antichristen) van de eindtijd. Deze afvallige kinderen Gods zijn er overigens (zoals Johannes al had vastgesteld) al sinds de tijd van de apostelen geweest. Dat beperkt zich niet tot onze (extreem wetteloze) tijd. Deze vijanden van God zullen vervolgens gezamenlijk vernietigd worden. Want de Schepper van hemel en aarde is niet te verslaan. De aanvoerende antichrist uit het Vaticaan (de kleine hoorn in Daniël 7:8), over wie de apostel Johannes destijds al schreef, zal een leger antichristen om zich heen verzamelen. Dit leger zal dus bestaan uit, onder anderen, de afvallige kinderen Gods die hun oorsprong ontrouw zijn geworden en zich tegen de Schepper van hemel en aarde gekeerd hebben. Zoals dat ook ooit in de hemel gebeurde toen de satan in opstand kwam en samen met zijn afvallige engelen vervolgens uit de hemel werd geworpen. Deze afvallige kinderen Gods hebben als een “extra voordeel” voor de satan dat ze van de hoed en de rand weten. Dat is kennis die de satan listig zal willen gebruiken. Het zal hem echter niets opleveren. Omdat de betreffende afvalligen zijn teruggekeerd naar de duisternis waaruit zij ooit werden gered en weer behoren tot de heidenen “wier overleggingen de god dezer eeuw met blindheid heeft geslagen” (2 Cor. 4:4). Waarmee de sukkel zichzelf weer eens flink in de vingers heeft gesneden. Zoals gewoonlijk.

 

In Hebr. 6:4-6 wordt van deze afvalligen dan ook gezegd dat voor hen geen enkele hoop meer is. Dat wordt als volgt onder woorden gebracht: “Want het is onmogelijk, degenen, die eens verlicht zijn geweest, van de hemelse gave genoten hebben en deel gekregen hebben aan de Heilige Geest, en het goede woord Gods en de krachten der toekomende eeuw gesmaakt hebben, en daarna afgevallen zijn, weder opnieuw tot bekering te brengen, daar zij wat hen betreft de Zoon van God opnieuw kruisigen en tot een bespotting maken.” Nogmaals: dit is het drama van de eindtijd. Deze antichristen zullen felle tegenstanders zijn van de zonen Gods, net als de satan en zijn gevallen engelen (die ooit zelf heilige engelen waren). Verder wordt hier door de Hebreeënschrijver gesproken over opnieuw kruisigen en tot een bespotting maken. Ook dé antichrist en zijn handlangers maken zich hieraan schuldig. De Rooms Katholieke religie (waaruit dé antichrist voortkomt) kent Jezus overigens alleen als hulpeloos kind of als een gekruisigde. De waarheid is daarentegen dat Jezus niet meer aan een kruis hangt maar nu alle macht heeft ontvangen in de hemel en op de aarde. Wij weten allemaal dat in de Rooms Katholieke religie de crucifix een zeer veel voorkomend voorwerp van verering is. De opnieuw gekruisigde Jezus die er op wordt tentoongesteld is een aanwijzing van de satanische achtergrond van deze religie. Want ook zij hebben Jezus opnieuw gekruisigd en lopen geregeld met deze Jezus in zijn vernederde toestand te showen. De afvalligen van de eindtijd (zie het voorgaande) hebben eveneens, zoals de Hebreeënschrijver het omschrijft, de Zoon van God opnieuw gekruisigd!!

Het ligt voor de hand dat dit in Openbaring, hét boek over de eindtijd, ook wordt beschreven. Hierin wordt het echter in beelden omschreven, zoals met veel gebeurtenissen het geval is. Of misschien kan ik beter zeggen: het is in Gods geheimtaal geschreven. We lezen in Openbaring 12:3-4: “En er werd een ander teken in de hemel gezien, en zie, een grote rossige draak met zeven koppen en tien horens, en op zijn koppen zeven kronen. En zijn staart sleepte een derde van de sterren des hemels mede en wierp die op de aarde.” Dat zijn de afvalligen over wie de apostel Johannes schreef in 1 Joh. 2:19: “zij zijn van ons uitgegaan, maar zij waren uit ons niet.” In Daniël 11:35 lezen wij een andere omschrijving: “Sommige van de verstandigen zullen struikelen, opdat er onder hen loutering, schifting en zuivering teweeggebracht worde, tot aan de eindtijd; want deze toeft nog tot de vastgestelde tijd.” Hier wordt onthult dat er al sinds de dagen van de eerste discipelen afvalligen zijn geweest. Zo heeft de heidense Roomse religie namelijk kunnen ontstaan. Deze afval is nu precies waarvoor de apostel Paulus bij zijn afscheid van de oudsten van Efeze al waarschuwde in Hand. 20:29-30 waar hij de indringende waarschuwing liet horen: “Zelf weet ik, dat na mijn heengaan grimmige wolven bij u zullen binnenkomen die de kudde niet zullen sparen; en uit uw eigen midden zullen mannen opstaan, die verkeerde dingen spreken om de discipelen achter zich aan te trekken”. Jazeker, het staat er echt: uit uw eigen midden! Ik ben zelf ooggetuige geweest van een dergelijk drama. Het is verbijsterend hoe je mensen kunt zien veranderen!

Uiteraard heeft ook Jezus met Zijn discipelen gesproken over een grote afval. In Matth. 24:9-12 zegt Hij: “Dan zullen zij u overleveren aan verdrukking en zij zullen u doden, en gij zult door alle volken gehaat worden om mijns naams wil. En dan zullen velen ten val komen en zij zullen elkander overleveren en elkander haten. En vele valse profeten zullen opstaan en velen zullen zij verleiden. En omdat de wetsverachting toeneemt, zal de liefde van de meesten verkillen.Deze afval is echter voornamelijk het gevolg van verdrukking en vervolging. De afval waarvoor de apostel Paulus waarschuwde in 2 Thess. 2:3-4 kwam echter van binnenuit. Over deze grote afval schreef de apostel Johannes in 1 Joh. 2:18-19: “Zij zijn van ons uitgegaan, maar zij waren uit ons niet”. Hiervan ben ikzelf destijds getuige geweest, toen in onze eigen gemeente verzet en rebellie de kop opstaken. Hun drijfveer was echter trots, arrogantie, hoogmoed etc. Met als resultaat: een club rebellen met wie geen normaal gesprek meer te voeren was. Opmerkingen zoals: “Wij zijn verder dan Paulus” kregen de overhand. De hoogmoed droop eraf. Ook in andere gelijkgezinde gemeenten gebeurde hetzelfde, zo heb ik destijds aangehoord uit de mond van enkele wanhopige voorgangers.

Opmerkelijk is dat deze afval van binnenuit overeenkomt met de zonde en de afval van de satan zelf en van zijn gevallen engelen. Ook die afval werd gedreven door hoogmoed, trots, arrogantie etc. en niet door vervolging.

Betekenis voor onze tijd: wij leven nu in de tijd dat die grote afval van binnenuit merkbaar dichterbij komt. Of wellicht al is begonnen. En dat de zeer wrede Seleucidische koning uit Daniël 8 die tekeer ging tegen het Joodse volk en tegen hun tempeldienst een opvolger zal krijgen in de (in het Nieuwe Testament beschreven) antichrist van de eindtijd.

 

De openbaring aangaande de zeventig weken.

Daniël 9:1-27. Als ik zo op het internet rondzwerf om te kijken wat er zoal wordt beweerd en geschreven over deze zeventig weken kom ik, zoals te verwachten was, een wagonlading vol flink van elkaar verschillende verklaringen tegen. Waarin niet zelden de staat “Israël”, inclusief een occult symbool in de vlag, een hoofdrol zou moeten vervullen. In een documentaire over Rome tijdens de eerste eeuwen van onze jaartelling zag ik overigens dat de Joodse bevolking in Rome destijds in hun ondergrondse grafkelders altijd uitsluitend de zevenarmige kandelaar gebruikten als herkenningsteken en nooit de zogenaamde Davidsster! Die laatste is pas eeuwen later in gebruik genomen door het bedrijven van occultisme!

Maar goed, terug naar de dromers van onze moderne tijd. Waarin hele volksstammen er vast van overtuigd zijn dat er een derde tempel zal moeten komen in Jeruzalem. Omdat men het kennelijk nodig vindt om de Schepper van hemel en aarde (opnieuw) in een bovengrondse grafkelder op te sluiten. Alwaar hij éénmaal per jaar bezoek mag ontvangen van de door het lot aangewezen priester. Veel gevangenissen op de wereld hebben een betere bezoekregeling! Wat zei Jezus zelf hierover? Dat is hierboven al aan de orde geweest maar ik herhaal het toch maar weer even: in Joh. 4:21-24 zei Jezus namelijk tegen de Samaritaanse vrouw: “Geloof Mij, vrouw, de ure komt, dat gij noch op deze berg, noch te Jeruzalem de Vader zult aanbidden. Gij aanbidt, wat gij niet weet; wij aanbidden, wat wij weten, want het heil is uit de Joden; maar de ure komt en is nu, dat de waarachtige aanbidders de Vader aanbidden zullen in Geest en in waarheid; want de Vader zoekt zulke aanbidders; God is Geest en wie Hem aanbidden, moeten aanbidden in Geest en in waarheid”. Waarop de apostel Paulus het nog eens dunnetjes overdeed in 1 Cor. 3:16-17: “Weet gij niet, dat gij Gods tempel zijt en dat de Geest Gods in u woont? Zo iemand Gods tempel schendt, God zal hem schenden. Want de tempel Gods, en dat zijt gij, is heilig!” Om diverse duistere redenen worden deze woorden van Jezus zelf (én van Paulus natuurlijk) compleet genegeerd.

Zelfs koning Salomo begreep al bij de inwijding van de (eerste) tempel dat de Allerhoogste niet woont in wat met mensenhanden gemaakt is. Dat vinden wij in 1 Koningen 8:27: “Zou God dan waarlijk op aarde wonen? Zie, de hemel, zelfs de hemel der hemelen, kan U niet bevatten, hoeveel te min dit huis dat ik gebouwd heb”. De apostel Paulus getuigde op zijn beurt in Hand. 17:24 in Athene tegenover de samengestroomde wijsgerige Grieken dat de God die de wereld gemaakt heeft andere voorkeuren heeft: “De God, die de wereld gemaakt heeft en al wat daarin is, die een Heer is van hemel en aarde, woont niet in tempels met handen gemaakt”.

Maar goed, we dwalen af. We zouden het over de uitleg van die zeventig weken hebben. In Dan. 9:24 lezen we: “Zeventig weken zijn bepaald over uw volk en uw heilige stad, om de overtreding te voleindigen, de zonde af te sluiten, de ongerechtigheid te verzoenen, en om eeuwige gerechtigheid te brengen, gezicht en profeet te bezegelen en iets allerheiligst te zalven.” Om te beginnen had Daniël gebeden om inzicht te mogen krijgen in het lot van zijn eigen volk, lettende op de profetie hierover die de profeet Jeremia had opgetekend. Daniël hield zich absoluut niet bezig met gebeurtenissen die pas vele eeuwen later (dus in onze tijd) zouden plaatsvinden. Hij beperkte zich dan ook tot het lot van zijn eigen volk. En precies daarop ontving hij een antwoord. Plus nog iets meer, maar dat was bestemd voor onze tijd.

We vervolgen het antwoord van de engel Gabriël in Dan. 9:25a: “Weet dan en versta: vanaf het ogenblik, dat het woord uitging om Jeruzalem te herstellen en te herbouwen tot op een gezalfde, een vorst, zijn zeven weken.” De gezalfde die hier wordt genoemd is Zerubbabel. Hij was een man naar Gods hart en de achterkleinzoon van de laatste koning van Juda vóór de ballingschap. Na de terugkeer uit de ballingschap was deze Zerubbabel landvoogd van Juda. Mede onder zijn leiding werd de tempel herbouwd. Daarop volgt in Dan. 9:25b een periode van 62 weken: “en tweeënzestig weken lang zal het hersteld en herbouwd blijven, met plein en gracht, maar in de druk der tijden.” Die druk der tijden wijst op het feit dat in deze periode het rijk van de Meden en Perzen zou worden verslagen door de legers van Alexander de Grote (Griekenland) welke op hun beurt door de Romeinen zouden worden verdreven. Dus: oorlog, strijd en onderdrukking! We vervolgen met Dan. 9:26: “En na de tweeënzestig weken zal een gezalfde worden uitgeroeid, terwijl er niets tegen hem is; en het volk van een vorst die komen zal, zal de stad en het heiligdom te gronde richten, maar zijn einde zal zijn in de overstroming; en tot het einde toe zal er strijd zijn: verwoestingen, waartoe vast besloten is.

 

En dan tot slot Dan. 9:27: “En hij zal het verbond voor velen zwaar maken, een week lang; in de helft van de week zal hij slachtoffer en spijsoffer doen ophouden; en op een vleugel van gruwelen zal een verwoester komen, en wel tot aan de voleinding toe, en waartoe vast besloten is, dat zal zich uitstorten over wat woest is.” We lezen hier over het vervolg van de zeventigste week. Als een toegift. Want de rol van Daniël's volk was beëindigd bij de kruisiging, op het moment van Jezus' sterven en het gelijktijdig scheuren van het voorhangsel in de tempel. Toen Hij uitriep: “Het is volbracht!” was niet alleen Zijn offer van gehoorzaamheid aan de Vader volbracht maar ook de periode van de schaduwen. De periode van de (tijdelijke) wet. Want Jezus zelf was de vervulling der wet. Het bloed van stieren en bokken was overbodig geworden.

Merk op dat er over de lengte van die laatste week niets wordt gemeld. We lezen in Dan. 9:26 ook niet wat er in die laatste week zou gebeuren, maar wel wat er na de tweeënzestig weken zou gaan plaatsvinden. En dat is, zoals in het voorgaande al is vastgesteld, de kruisiging van Jezus en de verwoesting van de tempel zo'n 37 jaar later (in het jaar 70), door de legers van de Romeinse keizer Titus. Wanneer die laatste week voorbij is en de Nieuwtestamentische periode daarna begint is uit de tekst van vers 26 niet op te maken. Maar zoals hierboven al is gezegd was Jezus' dood (als laatste paaslam) het beslissende moment. Waarna de verwoesting van de tempel plaatsvond. Welke laatste ondertussen allang geen tempel meer was. Het voorhangsel in die tempel (tussen het heilige en het heilige der heiligen) was op het moment van Jezus' sterven (en dus zo'n 37 jaar voor de verwoesting door Titus) al door God zelf opengescheurd. Die scheiding tussen God en mensen die God de Vader zelf op het moment van Jezus' sterven van boven naar beneden openscheurde, en waarmee Hij zelf een definitief einde maakte aan het geestelijk compleet failliete volk Israël. Want de tijd van de schaduwen was voorbij. (Colossenzen 2:16-17) En als Christus de werkelijkheid is, waarom zou men dan weer terugkeren naar de tijd van de schaduwen?? Als een hond die terugkeert naar zijn eigen uitbraaksel!

Toch is er in vers 27 sprake van dat de betreffende boosdoener slachtoffer en spijsoffer zal doen ophouden. Daniël kreeg echter te horen dat na de periode van de heropbouw van Jeruzalem dit alles tijdens de 62 weken hersteld en herbouwd zou blijven, met plein en gracht, maar in de druk der tijden. In die druk der tijden zou o.a. de hierboven al genoemde Antiochus Epiphanes actief zijn. Deze crimineel was een beeld van de antichrist van de eindtijd. En precies over die laatste antichrist spreekt de engel Gabriël hier. Omdat diens boze daden niet tijdens de 62 weken (zoals met Antiochus Epiphanes het geval was) maar na de 62 weken zouden plaatsvinden. Daniël was alleen bekend met de offerdienst van het Oude Testament. Ten tijde van de antichrist van de eindtijd is die Oudtestamentische offerdienst al vele eeuwen verleden tijd. Die offerdienst had na Jezus' offer van gehoorzaamheid aan God de Vader geen enkele waarde meer. Net zomin als een nieuwe bovengrondse grafkelder in Jeruzalem (een derde “tempel”). Vanwege Daniël's beperkte kennis werd het beeld van de Oudtestamentische offerdienst gebruikt, terwijl de engel daarmee feitelijk beschreef wat er in de eindtijd zou gebeuren. En inderdaad: tijdens die eindtijd zal het zo ver komen dat het dienen van de allerhoogste God tijdelijk wordt beëindigd. Als na het optreden van de twee getuigen deze getuigen van de waarheid door de goddelozen om het leven worden gebracht.

Ook de zeventigste week van Daniël (en die zich beperkte tot het lot van Daniël's volk) is afgerond / voorbij / verleden tijd / ligt achter ons, of hoe men dit ook maar wenst te benoemen. Echter: wat er in de tweeënzestig weken en de laatste zeventigste jaarweek gebeurde zal wel degelijk een herhaling vinden in de huidige eindtijd. Denk aan Antiochus Epiphanes: prototype van de antichrist van de eindtijd. Van wie we al lazen dat hij Hem (God) het dagelijkse offer ontnam (Dan 8:11).

En inderdaad: tijdens deze eindtijd zal het zo ver komen dat het dienen van de allerhoogste God opnieuw tijdelijk wordt beëindigd. Als na 3,5 jaar optreden van de twee getuigen zij door de goddelozen om het leven worden gebracht. Om na drie dagen weer opgewekt te worden, waarna zij hun intrek nemen in de hemelse gewesten. Daar hebben zij samen met de andere zonen Gods nog een laatste strijd te strijden tegen de satan en zijn legers op een plaats die in het boek Openbaring wordt genoemd: Armageddon. Dit wordt beschreven in Openbaring 19. Hun opwekking uit de dood luidt vervolgens de opname in. De apostel Paulus schrijft in 1 Thess. 4:15-17 over deze gebeurtenis: “Want dit zeggen wij u met een woord des Heren: wij, levenden, die achterblijven tot de komst des Heren, zullen in geen geval de ontslapenen voorgaan, want de Here zelf zal op een teken, bij het roepen van een aartsengel en bij het geklank ener bazuin Gods, nederdalen van de hemel, en zij, die in Christus gestorven zijn, zullen het eerst opstaan; daarna zullen wij, levenden, die achterbleven, samen met hen op de wolken in een oogwenk weggevoerd worden, de Here tegemoet in de lucht, en zo zullen wij altijd met de Here wezen.” Het gaat hier over de enige opname waarvan de bijbel spreekt. Eerst zullen de gedode twee getuigen opstaan en opgenomen worden waarna de nog levende zonen Gods zullen volgen. Deze opname vindt dan ook plaats na de dood van de twee getuigen halverwege de zeventigste week van de eindtijd. Waarna in de tweede helft van deze jaarweek de zeven schalen van Gods toorn worden uitgegoten over de goddelozen op de wereld (Openb. 16). Wanneer er dus geen rechtvaardigen meer op de aarde zijn.

En dan nog iets over de verdeling van de zeventig weken. Die worden verdeeld in een periode van 7 weken, 62 weken en 1 laatste week. De wetenschap dat met die zeventig weken geen gewone weken maar profetische jaarweken worden bedoeld kom ik op vrijwel iedere site tegen die dit onderwerp behandelt. Jaarweken, waarin met 1 dag eigenlijk 1 jaar wordt aangeduid. Dat komt er zo uit te zien:

7 weken wordt: 7 X 7 jaar = 49 jaar
62 weken wordt: 62 X 7 jaar = 434 jaar
1 week wordt: 1 X 7 jaar = 7 jaar
totaal: 490 jaar
 

De rabbijnse vloek.Mocht je nu gaan denken dat het hier om een onoplosbaar rekensommetje gaat: aan de hand van deze gegevens konden en kunnen de religieuze Joden van toen en nu zelfs zo precies berekenen wie hiermee wordt bedoeld (= de gezalfde die wordt uitgeroeid, terwijl er niets tegen hem is) dat in de Joodse Talmoed een “rabbijnse vervloeking” is te vinden, bestemd voor iedere zoekende ziel die in het boek Daniël wil achterhalen wie Jezus is. De hiernaast/hierboven afgebeelde tekst geeft daarvan een Engelse vertaling weer, waarvan ik op mijn beurt even een Nederlandse vertaling in elkaar heb geslingerd. Hier komt ie: “Mogen de botten van de handen en de botten van de vingers verrotten en ontbinden van hem die de bladzijden van het boek Daniël omslaat, om achter de voorzegde tijd van Daniël 9:24-27 te komen, en moge de herinnering aan hem voor altijd van de aardbodem wegrotten.” Ach, wat zijn het toch gezellige jongens, die Joodse Talmoed schrijvers!

Vanwaar deze satanische nijdigheid? Wel, de betreffende Joden weten bliksems goed dat in de genoemde bijbelteksten heel nauwkeurig de komst van de Messias werd voorzegd en dat volgens de tijdrekening in Daniël de beloofde Messias uitsluitend en alleen Jezus Christus kan zijn. Dat uitgerekend in hun gekoesterde, door de eeuwen heen zeer nauwkeurig gekopieerde Hebreeuwse Oude Testament zo precies staat beschreven wie de Messias is kunnen deze nijdassen absoluut niet uitstaan en daarvan is deze vervloeking in de Talmoed maar weer eens een knallend bewijs. Feit is namelijk dat ook de Joden in Jezus' dagen beslist niet zo onnozel en onwetend waren wat betreft Jezus' afkomst en identiteit, getuige het overbekende nachtelijke bezoek van de Farizeeër Nicodemus aan Jezus in Joh. 3:1-21. Nicodemus beleed daar namelijk: “Rabbi, wij (Farizeeën en oversten der Joden) weten dat gij van God gezonden zijt als leraar; want niemand kan die tekenen doen, welke Gij doet tenzij God met Hem is”. Hun haat tegenover Jezus was en is zo hartgrondig dat ondanks deze belijdenis van Nicodemus (zij wisten dat Jezus van God gezonden was) zij om het hardst riepen: “Kruisigt hem!” Kortom: zij wisten wel degelijk met Wie zij te maken hadden!

Door de enorme concentratie van boze geesten daar in Jeruzalem ten tijde van Jezus' kruisiging moet het geestelijke klimaat daar tijdens de “terechtstelling” van Jezus onvoorstelbaar demonisch zijn geweest. Dat was aan de ziedende menigte dan ook duidelijk te merken. Zo duidelijk zelfs dat de geharde Pilatus compleet verbijsterd was. In dat klimaat van haat en wraakzucht durfde hij de eisen van die woedende en dansende menigte niet langer te weigeren. Want onder invloed van de enorme horden boze geesten die zich hadden verzameld in Jeruzalem hadden zij er geen moeite mee zichzelf te vervloeken. Hun wraakzucht had, eenmaal op dat dieptepunt aangekomen, ontstellende afmetingen aangenomen. We lezen namelijk in Matth. 27:25: “En al het volk antwoordde en zeide: Zijn bloed kome over ons en over onze kinderen!” Hier gebeurde iets dat in de geestelijke wereld onherroepbaar zou blijken te zijn. Het hardnekkige volk Israël, dat sinds de uittocht uit Egypte nooit veel anders had gedaan dat hun God te bedroeven met hun vele, vele zonden en hun verzet tegen Gods geboden en inzettingen, dat volk riep een vloek over zichzelf af. Een vloek die sindsdien nooit meer is verbroken. Een dergelijke, door zovele monden uitgeroepen, collectieve vloek is niet terug te draaien. Tenzij het hele volk zich zou bekeren tot hun Schepper. De bijbel leert ons echter dat dit nooit is gebeurd. En het zal ook nooit gebeuren. Op één van de andere pagina's op deze site is al uitgebreid aandacht besteed aan het felle verzet van de huidige orthodoxe Joden tegen onze Messias. Er is sindsdien niets veranderd ten goede. Uiteraard kunnen Joden nog steeds tot inkeer komen waardoor iedere bekeerde Jood in kwestie onder die vloek vandaan kan komen. Alleen door het oprechte geloof in Jezus Christus en Diens offer op Golgotha wordt deze vloek vanuit het rijk van de satan verbroken. Zoals in het voorgaande al is vastgesteld konden de Joden dankzij hun eigen boek Daniël precies berekenen dat ook de profeet Daniël had geschreven over de komst van de Gezalfde. Dat kon volgens hun berekening alleen Jezus zijn. En daar waren die huichelaars niet blij mee!

Betekenis voor onze tijd: dit behoeft geen verdere uitleg.

 

De toekomst van Daniël's volk.

Daniël 10:1-12:13. Als voor de laatste keer in het boek Daniël een boodschapper van God aan Daniël verschijnt wordt aan Daniël nog eens bekend gemaakt wat de toekomst van zijn volk zal zijn. Meer precies: het gaat om de gebeurtenissen waarbij zijn volk betrokken zal zijn. Ook deze keer gaat het over diverse oorlogen tussen de koninkrijken/machtsblokken van de (toen nog) komende tijd. Zo wordt er onder andere gesproken over de koning van het Noorden, de koning van het Zuiden en hun legers. Waarbij de koning van het Zuiden de koning van Egypte is. Die het meer dan eens aan de stok krijgt met het Griekse rijk en het opkomende Romeinse rijk. Ook het, uit het Griekse rijk voortgekomen rijk van de hellenistische Seleuciden komt langs. In het bijzonder worden het opgaan, blinken en verzinken van de hierboven al genoemde vorst Antiochus Epiphanes in dit gezicht uit de doeken gedaan, beginnende met de woorden in Dan. 11:21: “En in zijn plaats zal een veracht man opstaan, wie men de koninklijke waardigheid niet had toegedacht; onverhoeds echter zal hij komen en zich meester maken van het koningschap door slinkse streken.” Betreffende die laatste misdadiger is hierboven al gewezen op het feit dat deze een type is van de antichrist van de eindtijd. En dat het hier beslist over de eindtijd gaat wordt in Dan. 12:1 nog eens bevestigd, waar we lezen: “Te dien tijde zal Michaël opstaan, de grote vorst, die de zonen van uw volk terzijde staat; en er zal een tijd van grote benauwdheid zijn, zoals er niet geweest is sinds er volken bestaan, tot op die tijd toe. Maar in die tijd zal uw volk ontkomen: al wie in het boek geschreven wordt bevonden.” Het meest waarschijnlijke boek dat hier wordt bedoeld is het boek des levens van het Lam. Wie daar in staan vormen het geestelijke nageslacht van Abraham. Daarover lezen wij in Rom. 4:16-18: “Daarom is het (alles) uit geloof, opdat het zou zijn naar genade, en dus de belofte zou gelden voor al het nageslacht, niet alleen voor wie uit de wet, maar ook voor wie uit het geloof van Abraham zijn, die de vader van ons allen is, gelijk geschreven staat: Tot een vader van vele volken heb Ik u gesteld - voor het aangezicht van die God, in wie hij geloofde, die de doden levend maakt en het niet zijnde tot aanzijn roept. En hij heeft tegen hoop op hoop geloofd, dat hij een vader van vele volken zou worden, volgens hetgeen gezegd was: Zo zal uw nageslacht zijn.”
Dat is sinds de uitstorting van de Heilige Geest werkelijkheid geworden. Toen de discipelen en hun opvolgers het evangelie van het Koninkrijk Gods bekend maakten bij de heidenen. Wat hier in Daniël wordt vermeld over de vorst Michaël kan uitsluitend plaatsvinden in de eindtijd (onze tijd dus) de meest wetteloze en chaotische tijd in de wereldgeschiedenis, die zijns gelijke niet kent. En een tijd waarin de satan meer dan ooit zijn einde ziet naderen en in paniek hierom als een brullende leeuw tekeer gaat, zoekende wie hij kan verslinden. Deze openbaring aan Daniël begint in Dan. 10:1 bij zijn eigen volk. Maar wanneer in Dan. 12:1 de engel Michaël zijn strijd begint is de tijd van de schaduwen (zie het voorgaande) allang voorbij, is de tijd van het altijd rebellerende volk Israël voorbij. En is de strijd allang verplaatst naar de geestelijke wereld.

 

Een belangrijke scheiding.

Al de verwikkelingen lezende over de oorlogen tussen de koninkrijken/machtsblokken in de hoofdstukken 10 t/m 12 valt het niet op dat er een belangrijke wijziging in de situatie plaatsvond. De steen die het beeld in de droom van Nebukadnezar zou verwoesten begon te rollen.... In de daarop volgende eeuwen heeft de satan er overigens alles aan gedaan om deze steen te stoppen. Vergeefs uiteraard. Waarmee het allemaal begon? Jezus onderrichtte ooit Zijn discipelen in de dingen die boven zijn, in de dingen van het Koninkrijk Gods. In Joh. 16:12 zei Jezus echter: “Nog veel heb Ik u te zeggen, maar gij kunt het thans niet dragen; doch wanneer Hij komt, de Geest der waarheid, zal Hij u de weg wijzen tot de volle waarheid; want Hij zal niet uit Zichzelf spreken, maar al wat Hij hoort, zal Hij spreken en de toekomst zal Hij u verkondigen.” Pas na de uitstorting van de Heilige Geest ging die wereld voor hen open en kregen zij inzicht in de geestelijke wereld, daar waar de strijd tussen het koninkrijk Gods en het rijk van de satan plaatsvindt. Daarom kon Petrus op de Pinksterdag (Handelingen 2), vervuld met de Heilige Geest, de toegestroomde menigte toespreken. Hij sprak die dag dingen die hij zelf niet had kunnen bedenken. De 120 gelovigen die aanwezig waren in de bovenzaal ontvingen de doop in de Heilige Geest waardoor er een heel andere wereld voor hen openging. De kennis van de geestelijke wereld die zij voorheen nog niet konden dragen (Joh. 16:12) werd hen nu door Gods Geest geopenbaard. En er trad een geestelijke scheiding op tussen hen die de Heilige Geest (nog) niet hadden ontvangen en hen die wel deze doop in de Heilige Geest hadden ontvangen. In Rom. 8:6-9 schreef de apostel Paulus over deze scheiding iets dat in het “christendom” bijna compleet genegeerd wordt:

Want de gezindheid van het vlees is de dood, maar de gezindheid van de Geest is leven en vrede. Daarom dat de gezindheid van het vlees vijandschap is tegen God; want het onderwerpt zich niet aan de wet Gods; trouwens, het kan dat ook niet: zij, die in het vlees zijn, kunnen Gode niet behagen. Gij daarentegen zijt niet in het vlees, maar in de Geest, althans, indien de Geest Gods in u woont. Indien iemand echter de Geest van Christus niet heeft, die behoort Hem niet toe.” Voor alle duidelijkheid: het gaat hier niet over behouden zijn of niet behouden zijn. Want ook die ene misdadiger aan het kruis die Jezus erkende als de zoon van God was behouden, zoals Jezus hem liet weten. In Lucas 23:42 smeekte deze zondaar: “Jezus, gedenk mijner, wanneer Gij in uw Koninkrijk komt.” Hij was niet gedoopt in de Heilige Geest maar had zich door Gods Geest wel laten overtuigen van zijn verloren staat, zoals dat met iedere zondaar het geval is die zich bekeert van zijn zonden. Dat was voor Jezus genoeg om hem zijn zonden te vergeven.

 

Paulus schreef dus in Rom. 8:9: “Indien iemand echter de Geest van Christus niet heeft, die behoort Hem niet toe.” Met andere woorden: zij hebben geen deel aan Jezus. Dit herhaalde hij in andere bewoordingen in Gal. 4:25-26: “Het (woord) Hagar betekent de berg Sinaï in Arabië. Het staat op één lijn met het tegenwoordige Jeruzalem, want dat is met zijn kinderen in slavernij. Maar het hemelse Jeruzalem is vrij; en dat is onze moeder.” Wie Gods Geest heeft ontvangen heeft deel gekregen aan het Hemelse Jeruzalem waar Jezus woont. En heeft inzicht gekregen in de geestelijke wereld, alwaar de werkelijke strijd zich afspeelt. De satan zou de satan niet zijn als hij niet met “alternatieve kennis” zou komen opdraven. Kennis die ondertussen door de “christelijke wereld” gretig wordt geslikt en waardoor men zich fanatiek bezighoudt met een “Jeruzalem” dat nog steeds in slavernij is, zoals Paulus schreef. Waar het uitsluitend om gaat is het hemelse Jeruzalem want dáár woont Gods Geest. De discipelen kregen deel aan dat hemelse Jeruzalem door de doop in Gods Geest. Het “tegenwoordige” Jeruzalem daarentegen wordt nog steeds bewoond door o.a. religieuze Joden die de Zoon van God hebben afgewezen en daarom nog steeds in slavernij leven. Getuige de rabbijnse vervloeking in de Talmoed (zie hierboven). Deze nijdassen leven dan ook in geestelijke slavernij. Wanneer zij zich zouden bekeren mogen zij weer achteraan aansluiten. Niks speciale voorrechten of iets dergelijks. In het Koninkrijk Gods bestaan andere regels, waarin iemands natuurlijke afkomst geen enkele rol speelt. Want, zoals door God beloofd, zou Abraham een vader worden van vele volken!

In de tijd van Daniël en in de eeuwen daarna werd er, zoals gewoonlijk op deze wereld, flink op los geknokt en werd er bijna voortdurend stevig oorlog gevoerd door de diverse legers. Ook op kleinere schaal vloog men elkaar geregeld in de haren. Niet in de laatste plaats op religieus gebied was men in het “christendom” bijzonder onverdraagzaam. Echter, sinds de uitstorting van de Heilige Geest ondervonden zij die daarbij betrokken waren dat de strijd werd verplaatst naar de geestelijke wereld. Daar ondervonden zij de te verwachten tegenstand vanuit het rijk van de satan. Wat de apostel Paulus onder woorden bracht in Efeze 6:12: “Want wij hebben niet te worstelen tegen bloed en vlees, maar tegen de overheden, tegen de machten, tegen de wereldbeheersers dezer duisternis, tegen de boze geesten in de hemelse gewesten.” Dit zijn geen kleine jongens, die wereldbeheersers.

Op het moment van schrijven (november 2020) ondergaat ook deze wereld een stuk terreur vanuit de geestelijke wereld, nu men overal zucht onder het juk van een (niet bestaande) virusdreiging. Die de wereld kreeg opgedrongen door de vader der leugen. Vooral de door en door corrupte plannen van de (komende) wereldregering om een groot deel van de wereldbevolking uit te roeien (door middel van o.a. vaccinaties en “gezondheidszorg”) zijn een uiting van de razernij van de satan. Want waar de angst spreekt is een dictatuur aan het woord. Hier is dan ook de mensenmoorder van den beginne aan het werk, zoals Jezus hem ooit noemde.

Betekenis voor onze tijd: ook in dit gezicht geeft de beschrijving van de vorst Antiochus Epiphanes een vooruitblik in de eindtijd. Alhoewel diens naam nergens wordt genoemd. Die weten wij dankzij de geschiedenis sindsdien. En om het in de woorden van (wijlen) mijn eigen vader uit te drukken: deze crimineel was een type van de antichrist. Die in onze tijd steeds dichterbij komt.

 

Het gaat erop aankomen!

Het gaat erop aankomen. Wat onder andere naar voren komt in de gezichten en openbaringen die de profeet Daniël ontving is dat dankzij de terugkeer van het Koninkrijk Gods op aarde (dat door Jezus weer op aarde werd gevestigd) de tijd van de schaduwen voorbij is. Waaronder de oudtestamentische offers die nooit vergeving van zonden konden bewerken. Dat kon het offer van gehoorzaamheid van het Lam Gods wel. Het enorme beeld dat door koning Nebukadnezar werd gezien in een droom leek onschendbaar maar veranderde toch in een hoop puin door de grote steen die het beeld verwoestte door de voeten te verbrijzelen. Daar kwam geen mensenhand aan te pas. We lezen in Dan. 2:34: “Terwijl gij bleeft toezien, raakte, zonder toedoen van mensenhanden, een steen los, die het beeld trof aan de voeten van ijzer en leem en deze verbrijzelde.” Het zijn dus geen mensen met een speciale taak of bediening en het is zelfs geen “uitverkoren” volk maar het is alleen het koninkrijk Gods dat de satan en zijn hele rijk zal vernietigen. Wat is het uiteindelijke lot van de vijanden van God?? “Maar de lafhartigen, de ongelovigen, de verfoeilijken, de moordenaars, de hoereerders, de tovenaars, de afgodendienaars en alle leugenaars - hun deel is in de poel, die brandt van vuur en zwavel: dit is de tweede dood.” (Openbaring 21:8)

De satan zal in zijn razernij nog proberen ons het leven onmogelijk te maken, iets waarvan we op het moment van schrijven (november 2020) de eerste vlammen al zien oplaaien, mede door de vrijwillige medewerking van de corrupte overheden op de wereld, die allemaal in dienst van de satan staan. En die de grote massa gehersenspoelde zombies op de wereld terroriseren met een niet bestaande virusdreiging. Daarbij geholpen door eveneens gewetenloze, extreem rijke lieden die o.a. door middel van vaccinaties en “gezondheidszorg” de wereldbevolking willen uitdunnen! Met het doel “moeder Aarde van de ondergang te redden.” Terwijl zij zich baseren op een klimaat hoax die al in 1961 werd bedacht! En die, zoals al gezegd, om de massa te kunnen manipuleren gebruik maken van het wapen angst. Angst voor een eveneens zelfbedachte (en dus niet bestaande) virusdreiging. Zodat de massa zich door angst gedreven overgeeft aan de dodelijke vaccinaties! Want zo werkt de vader der leugen. Dit alles is echter nog maar een inleiding tot de eindtijd. “Maar”, zei Jezus in Matth. 24:13, “wie volhardt tot het einde, die zal behouden worden!

 
Spreuk:
Het evangelie is veel te ingewikkeld voor volwassenen.
Alleen een kind kan het begrijpen.
(naar Matthéüs 18:3)

P.S.
If you want to translate this page into your own language: please visit https://translate.google.com where you can choose your language.
Bronvermelding