Niet lang voordat ik dit schreef werd ik opmerkzaam gemaakt op een redevoering over wie de Heilige Geest nu eigenlijk is. De uitleg kwam er op neer dat de Heilige Geest een dienstknecht is van God de Vader en van Jezus Zijn Zoon. Dat er dus, aldus geredeneerd, sprake is van een een rangorde in de "drie-eenheid" De persoon die dit beweerde was een prediker met een dijk van een reputatie. Zijn uitleg liet mij dan ook twijfelen aan mijn eigen overtuiging over de aard van de Heilige Geest. Ik werd daar zwaar op aangevallen door horden boze geesten die, en dat was duidelijk te merken, mij gruwelijk haten. Wat tot gevolg had dat ik op een gegeven moment zwaar depressief zat te wanhopen aan hetgeen ik al zelf al had geschreven over dit onderwerp. Diezelfde dag nog keek ik op aanraden van mijn vrouw naar een TV programma over het evangelie van Lucas. Dat programma kabbelde zo voort totdat er aandacht werd besteed aan Maria die werd bezocht door de engel Gabriël die de geboorte van Jezus aankondigde. Begrijpelijke reactie van Maria was: "Hoe zal dat geschieden daar ik geen omgang met een man heb?" Het antwoord op deze vraag deed mij de ogen weer open gaan voor de waarheid die sinds het ontstaan van de afvallige Romeinse "kerk" door de satan onzichtbaar is gemaakt voor ieder kind van God dat in het satanische dogma van de "drie-eenheid" is gevangen. Het antwoord aan Maria dat ze van de engel kreeg maakte alles duidelijk: "De Heilige Geest zal over u komen en de kracht des allerhoogsten zal u overschaduwen; daarom zal ook het heilige, dat verwekt wordt, Zoon Gods genoemd worden" (Lucas 1:35). Dus.... de Heilige Geest verwekte Jezus ==>Jezus is de Zoon van de Vader==>vraag: wie is dan de Heilige Geest??? Niemand anders dan de Vader! Waar ik nog aan moet toevoegen dat Jezus tijdens Zijn omwandeling op aarde uitsluitend sprak over Zijn innige relatie met de Vader. Als er een derde persoon bij deze relatie betrokken zou zijn geweest zou Jezus daar beslist over gesproken hebben! Zijn relatie met de Vader was zo nauw dat Jezus zelfs sprak: "Ik en de Vader zijn één" Tegen het einde van Zijn verblijf op aarde sprak Jezus: "Mij is gegeven alle macht in de hemel en op de aarde". De satan was door Jezus' overwinning als overste van deze aarde onttroond. Uit brandende woede hierover doet de satan sinds zijn nederlaag op Golgotha er alles aan om Jezus zo onzichtbaar mogelijk te maken zodat Jezus a.h.w. wordt "gewist" uit het bewustzijn van kinderen Gods die zijn gevallen voor het "drie-eenheid" dogma. Whatever that may be. In Handelingen 4:12 zegt Petrus echter: "En de behoudenis is in niemand anders, want er is ook onder de hemel geen andere naam aan de mensen gegeven, waardoor wij moeten behouden worden." Die Naam is door de satan sinds Jezus' vertrek bij Zijn hemelvaart naar de achtergrond verschoven. Dat is de satanische valkuil achter de "drie-eenheid" Het gaat hier om een geestelijk struikelblok van ongekende omvang!! Dit struikelblok zal van de weg van Gods volk verwijderd moeten worden door het leger van Joël, waarover op deze pagina meer.
In het bijbelboek Openbaring wordt veel aandacht besteed aan de grote stad Babylon, de grote hoer.
Dit is de benaming voor de valse kerk die in de eindtijd tegenover de ware gemeente van Jezus Christus
staat. De geestelijke oorsprong van dit Babylon ligt in het oude Babylon dat ooit door de achterkleinzoon
van Noach werd gesticht, namelijk ene Nimrod. Met de oorsprong van het hedendaagse Babylon doel ik op
de opkomst van het occultisme en de tovenarij tijdens de periode vlak na de zondvloed in het door Nimrod
gestichte Babylon. Deze ontwikkeling liep uit op de torenbouw van Babel maar door Gods ingrijpen door
middel van de Babylonische spraakverwarring werden de occultisten van Babel verstrooid over de hele aarde,
zoals we kunnen lezen in Genesis 11:8: “Zo verstrooide de Here hen vandaar
over de gehele aarde, en zij staakten de bouw van de stad”. Het occultisme van het oude Babylon
verspreidde zich sindsdien over de hele aarde en is ook terug te vinden in het Babylon van nu, de valse
kerk, waarover we lezen in het bijbelboek Openbaring. Dit occultisme is zo vervlochten met de leer van
het hedendaagse Babylon dat tot in alle hoeken en gaten ervan de geestelijke erfenis van het oude Babylon
aanwezig is. Een onderdeel van die erfenis is de leer van de drie-eenheid.
Van de stichter van het oude Babylon, Nimrod, wordt in Genesis 10:8 gezegd: “Deze
was de eerste machthebber op de aarde”. Naar het schijnt was hij getrouwd met zijn moeder, genaamd
Semiramis. Deze vrouw was een tovenares die na de dood van Nimrod een zoon kreeg. Deze kreeg de naam Tammuz.
Ze kreeg het voor elkaar om het goedgelovige volk te doen geloven dat deze uit hoererij geboren zoon Nimrod's
zoon was. Volgens haar zeggen was Nimrod als geest teruggekeerd en had hij bij haar nieuw leven verwekt.
Merk de treffende gelijkenis op met het geboorteverhaal van Jezus. Ze kreeg het ook voor elkaar dat Nimrod
als zodanig als een god werd vereerd die voortleefde in zijn “zoon” terwijl zij zelf als godin
vereerd wilde worden. In het bijbelboek Jeremia wordt melding gemaakt van het feit dat het volk Israël
zich bezighoudt met de verering van deze “hemelkoningin”. Dat vinden we terug in bijvoorbeeld
Jer. 44:16-19 waar staat: “Wat het woord betreft, dat gij (Jeremia) tot
ons in de naam des Heren gesproken hebt, wij zullen niet naar u luisteren; maar wij zullen voorzeker
doen alles wat wij uitgesproken hebben, en offers ontsteken voor de koningin des hemels en haar
plengoffers brengen, zoals wij gedaan hebben, wij en onze vaderen, onze koningen en onze vorsten, in de
steden van Juda en op de straten van Jeruzalem”. Deze afvallige Joden bleven hardnekkig al de waarschuwingen
negeren die al door diverse profeten waren geuit. Dezelfde hardnekkigheid is er de oorzaak van dat ook
nu nog het evangelie van Jezus massaal wordt genegeerd.
In deze vorm zag de eerste drie-eenheid het levenslicht, namelijk in het trio: Nimrod-Semiramis-Tammuz.
Het is opvallend dat het volk Israël, zo blijkt uit het voorgaande tekstgedeelte, zich hoofdzakelijk
bezighield met de verering van het vrouwelijke deel van deze drie-eenheid, dus met deze hemelkoningin
Semiramis, die bovendien in de loop der geschiedenis onder verscheidene namen telkens weer is terug te
vinden in een stortvloed aan heidense religies. Dat ondervond ook de apostel Paulus in Handelingen
19. Paulus probeerde daar het evangelie over te brengen op de Efeziërs maar die wensten geen
concurrentie voor hun godin, zoals blijkt uit vers 33 en 34: “En uit de schare gaf men inlichtingen
aan Alexander, die de Joden naar voren geschoven hadden, en Alexander wenkte met de hand en wilde een
verdedigingsrede houden voor het volk. Maar toen zij bemerkten, dat hij een Jood was, ging er een geroep
van allen op, wel twee uren lang: Groot is de Artemis der Efeziërs!” Ook heden wordt
in de rooms katholieke kerk deze hemelkoningin nog aanbeden, al gebeurt dat nu wel onder de naam Maria.
In het verdere verloop van de geschiedenis kreeg deze heidense drie-eenheid andere namen. In Egypte komen
we het drietal weer tegen in de vorm van Osiris-Isis-Horus. In de Egyptische mythologie is Osiris de held
die overleed, Isis zijn vrouw en Horus het kind dat na Osiris' dood werd geboren. Ook hier vinden wij
weer, wat betreft de “maagdelijke” geboorte, een overeenkomst met het geboorteverhaal van
Jezus. Hoe kon de satan deze mythe ver voor Jezus' komst laten ontstaan? Dat werd de satan al duidelijk
gemaakt kort na de zondeval!!
De geschiedenis leert ons dat Egypte rond het begin van onze jaartelling was ingelijfd in het Romeinse
rijk. Uit de gegevens die bekend zijn over de cultuur en de religies van de Romeinen in de eerste vier
eeuwen van onze jaartelling weten we dat in dit Romeinse rijk een aantal religies wedijverden om de gunst
van het volk. Dit waren o.a. het christendom en de uit Egypte geïmporteerde Osiris-Isis-Horus mythe.
Door keizer Caligula werd in het jaar 38 in Rome een Isis-tempel geopend. Daarmee werd de verering van
de Egyptische godin Isis in het Romeinse rijk een feit. Toen in de vierde eeuw keizer Constantijn zich
tot het christendom “bekeerde” maakte hij het christendom tot staatsgodsdienst waardoor de
andere religies van het toneel werden verdrongen. Tenminste, zo leek het. In werkelijkheid werden er diverse
elementen uit deze heidense religies, die in die tijd het Romeinse leven beheersten, geruisloos overgenomen
door het opkomende rooms Katholicisme en ingelijfd in de roomse leer.
Tijdens het Concilie van Nicea in het jaar 325 werd de basis gelegd voor de drie-eenheid zoals deze in
het christendom gestalte zou krijgen. Dit Concilie van Nicea werd bijeengeroepen door de al genoemde keizer
Constantijn die zich, naar men beweert, tot het “christendom” zou hebben bekeerd terwijl hij
(zoals wordt aangenomen) tot zijn dood gelijktijdig (hoge)priester van een heidense religie bleef. Zijn
bedoeling was om kerk en staat tot een eenheid te maken om op die manier de kerk als een instrument te
kunnen gebruiken voor het bereiken van de eenheid binnen het Romeinse keizerrijk. Om zodoende zijn eigen
macht als keizer zeker te kunnen stellen. Tijdens dit Concilie werd de twee-eenheid vastgelegd en werd
eveneens de Jodenhaat aangewakkerd. In zo'n klimaat worden maar al te gauw besluiten genomen die voor
God een gruwel zijn. Door dit feit alleen al wordt de religieuze waarde van een dergelijke bijeenkomst
zeer twijfelachtig!! Op het Concilie van Constantinopel in het jaar 381 werd deze twee-eenheid uitgebreid
naar de drie-eenheid doordat de Heilige Geest er aan werd toegevoegd. En zo werd het trio Vader-Zoon-Heilige
Geest compleet. Een trio dat naast het al genoemde trio Nimrod-Semiramis-Tammuz zijn plaats
had gekregen in de roomse leer, terwijl dit laatste trio nu bekend is onder de namen Heilige Geest-Maria-Jezus.
Er is dus geen sprake van één maar van twee drie-eenheden.
Zo rond de tijd van keizer Constantijn had het christendom de andere religies in het Romeinse rijk verdrongen,
of misschien beter gezegd: ingelijfd. Op dit punt aangekomen moeten we vaststellen dat er fanatiek werd
gerommeld en gesleuteld aan het evangelie van Jezus, dat daardoor uiteindelijk absoluut niet meer overeen
kwam met het evangelie dat Jezus ooit aan Zijn discipelen leerde. De aangepaste religie die ervoor in
de plaats kwam werd in elkaar geschroefd door mensen die zich voornamelijk druk maakten om hun eigen machtspositie
en dat terwijl Jezus toch aan Zijn discipelen duidelijk maakte dat wie onder hen de eerste wilde zijn,
bereid moest zijn om te dienen. Dat vinden we in Matth. 20:25-27: “Doch Jezus riep hen tot Zich en zeide: Gij weet, dat de regeerders
der volken heerschappij over hen voeren en de rijksgroten oefenen macht over hen. Zo is het onder
u niet. Maar wie onder u groot wil worden, zal uw dienaar zijn, en wie onder u de eerste wil zijn,
zal uw slaaf zijn”. Dat laatste kan van ene keizer Constantijn beslist niet gezegd worden.
Men zou zich daarom terecht kunnen buigen over de vraag of:
Er is nog meer aan de hand. Het was te verwachten. Zoals we in de bijbel kunnen lezen had het volk
Israël het tot een hardnekkige gewoonte gemaakt om af te wijken van de God die hen uit het land Egypte
had geleid. In Deuteronomium 31:29 lezen we: “De Here zeide tot Mozes: Zie, gij gaat bij uw vaderen
te ruste en dit volk zal overspelig de vreemde goden gaan nalopen van het land, waarin het komt; zij zullen
Mij verlaten en mijn verbond verbreken, dat Ik met hen gesloten heb”. Dit kreeg Mozes aan het eind
van zijn leven van God te horen na al die (veertig) jaren waarin hij dat tegenstribbelende volk door de
woestijn had meegezeuld.
De verdere geschiedenis leert ons dat deze voorspelling maar al te waar is gebleken want in Marcus 7:9 zegt Jezus tegen de religieuze leiders van het volk Israël: “Het gebod
Gods stelt gij wel fraai buiten werking om úw overlevering in stand te houden!” En ook in Lucas
11:46 was het weer eens raak: “want gij legt de mensen ondraaglijke lasten op en zelf raakt
gij die lasten niet met één uwer vingers aan”.
Wat die overlevering betreft: tot op de dag van vandaag is een daarvan de Kabbalah. Deze kan het best
omschreven worden als een mysterieleer waarin allerlei vergezochte theorieën over het ontstaan van
het universum worden geleerd met daarbij nog een hele vracht aan vergezochte en religieus getinte dogma's
en ander ijdel, religieus getoeter.
In de bijbel lezen wij dat ook Paulus en de andere apostelen er al geregeld mee te maken kregen. Aan Timótheüs
schreef Paulus daarom: “O Timótheüs, bewaar wat u is toevertrouwd, houd u buiten het bereik
van de onheilige, holle klanken en de tegenstellingen der ten onrechte zo genoemde kennis. Sommigen,
die woordvoerders daarvan zijn, zijn het spoor des geloofs bijster geraakt”. (1
Tim. 6:20-21). De beruchte gnostiek plus enkele uit het woestijnzand opgegraven briefjes horen
daar overigens eveneens bij. Zoals bijvoorbeeld de “brief van Judas” die elders op deze site
wordt doorgelicht.
Voor de volledigheid volgen hier nog enkele van deze waarschuwingen zoals we die in de brieven van de
apostelen kunnen lezen:
Het ligt voor de hand dat Jezus Christus als enige Middelaar tussen de Vader en ons zondaren in het
geheel niet aan bod komt in de occulte leer van de Kabbalah of de gnostiek die, naar het schijnt, hun
eigenlijke oorsprong hebben in Egypte. De Kabbalah is een bron van inspiratie geweest voor allerlei occulte
en met geheimzinnigheid omgeven orden zoals de Rozenkruisers, het Theosofische Genootschap, de Antroposofie,
de Tempeliers, de Vrijmetselarij, de Illuminatie en het hele zooitje.
Wat al dit soort griezels beweren kunnen we samenvatten onder de naam New Age. “Wat is er dan zo nieuw aan die
'New' Age?” vraagt een redelijk denkend mens zich terecht af. Nou, eigenlijk niets dus. Het is dezelfde slang
met slechts een nieuw huidje.
Als we ons verdiepen in de Kabbalah en de New Age dan vinden we daarin onder andere driehoeksverhoudingen, trinities,
drie-eenheden, triades én: tirades van hen die al deze bagger te vuur en te zwaard denken te moeten verdedigen.
Beperken we ons nu tot de Kabbalah dan komen we daarin de volgende opvallende gelijkenis tegen met de “traditionele”
drie-eenheid zoals die door het christendom wordt vereerd.
Opmerking vooraf: er is over de leer van de Kabbalah veel te zeggen en te schrijven, met name over de ingewikkelde
constructies die de Joden hebben bedacht om hun gedachtespinsels een gezicht te kunnen geven, daar waren ze trouwens
in Jezus' dagen al goed in getuige Jezus' waarschuwingen aan hun adres, maar daar ga ik hier niet verder op in en ik
beperk deze uiteenzetting daarom tot de kern van het onderwerp. De Kabbalah is dus niet het onderwerp van deze
pagina!
Er is in de Kabbalah sprake van een schepper-God uit wie het heelal is voortgekomen, Kether
genaamd, die overeenkomsten vertoont met God de Vader, zoals we die uit de bijbel kennen. Vervolgens zitten
wij volgens de Kabbalisten nog met een wereldvader en een wereldmoeder opgescheept. De laatste
heeft een positie die overeenkomt met die van de Heilige Geest en deze wereldmoeder is, zoals de naam
al doet vermoeden, vrouwelijk volgens de Kabbalah.
Dan komen we bij de al genoemde wereldvader. Het is frappant dat de Vrijmetselarij, die veel (occulte)
overeenkomsten met de Kabbalah vertoont, daarnaast veel waarde hecht aan Johannes 1:1-5 waar het Woord, Jezus Christus, naar voren komt als de bron van ons bestaan,
getuige vers 3: “Alle dingen zijn door het Woord geworden en zonder dit is geen ding geworden, dat
geworden is”.
Daar moet echter wel bij vermeld worden dat het volgens de Vrijmetselarij in dit bijbelgedeelte beslist niet gaat over
de persoon Jezus Christus. Er wordt door de Vrijmetselaars wel geloofd in een “christusgeest” maar deze
geest is in hun visie niet dezelfde als Jezus van Nazareth, de Jezus van de bijbel. Keren we nu weer terug naar de (net
zo occulte) Kabbalah dan blijkt dat deze zelfde “christusgeest” ook past in het beeld van de wereldvader
zoals dat door de Kabbalah wordt neergezet. En dat niet alleen: deze “Zoon-geest van Christus” is volgens
de Kabbalisten in het Nieuwe Testament de vervanging van de “Vadergeest van Jahweh”, uit het Oude Testament.
Let wel: hier bedoelen de Kabbalisten dus ook niet Jezus van Nazareth mee maar een “goddelijke geest” die
drie jaar in Jezus van Nazareth gewoond zou hebben en die Hem bij Zijn sterven weer verliet.
Voor een goed overzicht is het voorgaande in de onderstaande afbeelding aanschouwelijk gemaakt. In dit
niet al te ingewikkelde schema is de gelijkenis tussen de “christelijke” drie-eenheid Vader-Zoon-Heilige
Geest en de hierboven behandelde drie-eenheid van de Kabbalah treffend, zoniet overduidelijk.
We kunnen gerust stellen dat in het occultisme driehoeksverhoudingen, triades, trinities en drie-eenheden
een belangrijke plaats innemen. Dit in tegenstelling tot het evangelie van Jezus Christus waarin grote
nadruk wordt gelegd op de twee-eenheid, zoals we dit ook terug vinden in het huwelijk; wat een beeld is
van het huwelijk tussen Jezus Christus en Zijn gemeente en dát is nou precies waar het hele evangelie
om draait, zoals we lezen in Efeze 5:32: “Dit geheimenis is groot, doch ik spreek met het oog op Christus
en op de gemeente”. En wij weten allemaal dat, wanneer er in een huwelijk een derde partner
bij komt er sprake is van overspel. Daar is deze, door de duivel beheerste, wereld vol van.
Het voorgaande laat ons zien dat het verzet tegen de Messias tot op de dag van heden nog is terug te vinden
in hetzelfde volk dat onze Messias heeft voortgebracht maar waaruit ook een (doorontwikkelde) occulte
leer als de Kabbalah ontstond. Deze Kabbalah is een absoluut Jezus Christus-vijandige leer die voor diverse
anti-christelijke en mysterieuze sekten en orden een inspiratiebron is geweest. Daarom gaf Paulus in Efeze
5:11 de dringende raad: “En neemt geen deel aan de onvruchtbare werken der duisternis, maar
ontmaskert ze veeleer”.
En vandaar deze hele uiteenzetting over een verchristelijkte drie-eenheid.
Wat als gevolg van het dogma van de drie-eenheid eeuwenlang voor lief is aangenomen door de “christenheid”
is uit de bijbel niet op te maken, en daarmee bedoel ik de algemeen aanvaarde overtuiging dat de Heilige
Geest naast God de Vader en God de Zoon een derde God is die wij zouden moeten aanbidden. In Joh.
14:26 lezen we iets waaruit schijnbaar een aanwijzing voor die derde God gehaald zou kunnen worden:
“Maar de Trooster, de Heilige Geest, die de Vader zenden zal in Mijn naam, die zal u alles leren
en u te binnen brengen al wat Ik u gezegd heb”. Het lijkt alsof Jezus hier over een derde persoon
binnen de godheid spreekt maar in Joël 2:28 spreekt Jahweh echter: “Ik
zal Mijn Geest uitstorten op al wat leeft,” en met deze Heilige Geest bedoelt Hij Zijn eigen Geest
en spreekt Hij over Zichzelf en niet over een andere persoon.
De enige andere die naast God de Vader wel in de bijbel met naam en toenaam wordt genoemd is de God die
als de mens Jezus Christus in de wereld kwam: de eniggeboren Zoon van God, die Zich in het Oude Testament
aan het volk Israël openbaarde als Jahweh. In feite spreekt Jezus in Joh.
14:26 dus ook over Zichzelf in Zijn rol als Trooster.
In Joh. 14:18-19 komt dat heel sterk naar voren als Hij zegt: “Ik zal u
niet als wezen achterlaten. Ik kom tot u. Nog een korte tijd en de wereld ziet Mij niet meer, maar
gij ziet Mij, want Ik leef en gij zult leven”. De discipelen werden niet als wezen achtergelaten
want niet lang na Jezus' terugkeer naar de Vader ontvingen zij die andere Trooster die Jezus hun in vers
16 en 17 had beloofd: “En Ik zal de Vader bidden en Hij zal u een andere Trooster geven om
tot in eeuwigheid bij u te zijn, de Geest der waarheid, die de wereld niet kan ontvangen, want zij ziet
Hem niet en kent Hem niet; maar gij kent Hem, want Hij blijft bij u en zal in u zijn”. Terwijl Jezus
die komende Trooster (de Heilige Geest) aankondigt doet Hij dit met de woorden: “Ik kom tot u”.
Hij laat er dus geen twijfel over bestaan dat Hij er zelf direct bij betrokken is. Dus ook Jezus is die
beloofde Trooster.
Dat blijkt nog eens uit Joh. 14:23 waar Hij zegt: “Indien iemand Mij liefheeft,
zal hij Mijn woord bewaren en Mijn Vader zal hem liefhebben en Wij zullen tot hem komen en bij
hem wonen”. Zo lezen we ook hier dat Jezus tot ons komt als de Heilige Geest, wat betekent dat God
de Vader en Zijn Zoon als de Heilige Geest in ons leven willen komen. En nog eens verwoordt Jezus Zijn
eigen rol als Trooster in vers 21 van Joh. 14 waar Hij zegt: “Wie mijn geboden heeft
en ze bewaart, die is het, die Mij liefheeft; en wie Mij liefheeft, zal geliefd worden door mijn Vader
en Ik zal hem liefhebben en Mijzelf(!) aan hem openbaren”. Deze nauwe samenwerking
tussen de Vader en de Zoon komt ook even ter sprake als Jezus tegenover de vijandige Joden belijdt in
Johannes 10:30: “Ik en de Vader zijn één”. Waarmee Hij
aanduidde dat ze op één lijn zitten, één van zin zijn en één van streven
en naar hetzelfde doel toewerken. En waarom? Omdat hun wezen, aard en karakter aan elkaar gelijk zijn.
Ook uit bestudering van de Griekse grondtekst van vers 30 blijkt dat het in de
grondtekst gebruikte woord voor één niet betekent dat Jezus en de Vader één
persoon zijn. Er wordt echter wel hun eensgezindheid mee aangeduid.
Uit hetgeen Jezus zelf over de Heilige Geest bekend heeft gemaakt kunnen wij opmaken dat de Heilige Geest een verschijningsvorm is van God de Vader en van de Zoon: het is de Geest van de Vader samen met de Geest van de Zoon. Omdat ik naar aanleiding van het begrip verschijningsvorm van meerdere lezers vragen heb ontvangen waaruit bleek dat dit woord voor verwarring kan zorgen wil ik eerst uitleggen wat ik met dit woord bedoel aan te geven. En wat ik met dit woord probeer te omschrijven is eigenlijk simpelweg: de manier waarop Jezus Zich aan de mens openbaart en contact met de mens onderhoudt, en dus de manier waarop Hij aan de mens verschijnt. Dat deed Hij als de mens Jezus Christus op de ons welbekende wijze: in de vorm van mens tot mens contact. Deze vorm van contact maken heeft echter zijn beperkingen. Hij kon Zich daarom in Zijn verschijningsvorm als mens slechts tot een beperkt aantal discipelen richten. In Zijn verschijningsvorm als Heilige Geest kent Hij deze beperking niet. Daar staat echter tegenover dat Hij als Heilige Geest voor de wereld (de onbekeerde mensen) onzichtbaar is. Voor de discipelen die de Heilige Geest hebben ontvangen is Hij wel zichtbaar, echter niet voor hun natuurlijke ogen maar voor de ogen van hun hart. Dit zichtbaar/onzichtbaar zijn gaf Jezus aan in Joh. 14:18-20: “Ik zal u niet als wezen achterlaten. Ik kom tot u. Nog een korte tijd en de wereld ziet Mij niet meer, maar gij ziet Mij, want Ik leef en gij zult leven. Te dien dage zult gij weten, dat Ik in mijn Vader ben en gij in Mij en Ik in u”. Ook in de laatste zin van deze tekst spreekt Jezus weer over de nauwe samenwerking tussen Hem en de Vader met de woorden: “...dat Ik in mijn Vader ben...”
En nog een heel belangrijke aanwijzing over de rol van Jezus vinden wij in Jezus' woorden, wanneer Hij in Joh. 16:7 zegt: “Doch Ik zeg u de waarheid: Het is beter voor u, dat Ik heenga. Want indien Ik niet heenga, kan de Trooster niet tot u komen, maar indien Ik heenga, zal Ik Hem tot u zenden.” En waarom kon de Trooster nog niet tot hen komen?? Omdat Jezus eerst in Zijn menselijke gedaante moest terugkeren naar de Vader (tijdens Zijn Hemelvaart) waardoor Jezus kon terugkomen in Zijn verschijningsvorm als de Heilige Geest. Dus zonder een menselijk lichaam, onzichtbaar voor de wereld. Zoals Hij zei in Joh. 14:19: “Nog een korte tijd en de wereld ziet Mij niet meer, maar gij ziet Mij, want Ik leef en gij zult leven.” Jezus sprak hier niet uitsluitend over de beloofde Heilige Geest maar dus ook over Zichzelf. Naast het feit dat Jezus terugkwam als de Heilige Geest is Hij na Zijn overwinning op Golgotha nu ook gezeten op Zijn troon, aan de rechterhand van de Vader. Vanuit dat gezag is Hij nu de Doper met de Heilige Geest. Nog iets om over na te denken: waarom kan de Trooster echte troost bieden? Omdat hij ons ervan zal overtuigen dat Jezus de satan op Golgotha heeft overwonnen en omdat er daarom gegarandeerd een einde zal komen aan de terreur van de satan en aan ons lijden, wanneer de kop van de satan vermorzeld zal worden. Waarna de satan voor eeuwig met een vermorzelde kop zal moeten voortbestaan (zeer pijnlijk!!). Zoals hem in Genesis 3 na de zondeval al werd aangezegd. Hij zal ook nog eens in de poel van vuur en zwavel geworpen worden waar hij voor eeuwig onder Gods onmetelijke toorn zal moeten lijden. Terwijl zij die zich hebben laten behouden getroost zullen worden door de Trooster.
De mens heeft een geest, ziel en een lichaam. Over de begrippen geest en ziel volgt nu eerst een kleine
toelichting. Het lichaam is dat deel van ons dat in deze zichtbare wereld functioneert en waarmee wij voor de medemens
zichtbaar zijn. Onze geest en ziel, die samen onze persoonlijkheid vormen functioneren daarentegen in de geestelijke
wereld en blijven voor de medemens verborgen. Onze persoonlijkheid, gedachten, meningen en beslissingen worden echter
wel zichtbaar gemaakt in onze handel en wandel. En die handel en wandel is voor anderen zichtbaar dankzij ons lichaam.
Over de geest en de ziel van de mens heb ik in de loop der jaren al de meest uiteenlopende theorieën gehoord en
gelezen. De kennis hierover blijft, zeker voor de onbekeerde en natuurlijk denkende (wetenschaps)mens, moeilijk begaanbaar
terrein. Het is dan ook heel moeilijk om een exacte en bewijsbare grens te trekken tussen wat geest en wat ziel is omdat
ze beiden een deel van dezelfde persoon zijn. Het is mijzelf zowel uit de praktijk als uit de informatie hierover in
de bijbel wel duidelijk geworden dat onze geest contact zoekt met, zich concentreert op en zich bezighoudt
met de geestelijke wereld. Terwijl onze ziel vrijwel uitsluitend rekening houdt met wat onze lichamelijke
zintuigen ons vertellen en daarom (zwaar) beïnvloed wordt door de natuurlijke omstandigheden, situaties en gebeurtenissen.
Een discipel van Jezus behoort tijdens zijn geestelijke groei te leren dat zijn geest altijd de leiding zal moeten
behouden, wat betekent dat ons geloof zich in alle omstandigheden blijft richten op de dingen die boven zijn en op de
beloften van het Koninkrijk Gods. Zodat uiteindelijk zal gebeuren wat de apostel Johannes al schreef in 1
Johannes 5:4: “want al wat uit God geboren is, overwint de wereld; en dit is de overwinning, die de wereld
overwonnen heeft; ons geloof”. Dit geloof laat zich namelijk niet intimideren door wat er in de zichtbare
wereld op een discipel van Jezus afkomt aan omstandigheden en vervolgingen. Als een mens echter keer op keer, lettend
op wat zijn zintuigen hem vertellen, uit zijn evenwicht raakt en door paniek en onzekerheid gekweld Gods woorden vergeet
heeft niet zijn geest maar zijn ziel de leiding overgenomen. En die ziel houdt geen rekening met de dingen die boven
zijn. Zo iemand staat geestelijk op zijn kop. Ik ben dit verschijnsel vele malen tegengekomen bij (onbekeerde) mensen
die het alleen maar vreselijk druk hebben met de dingen van deze wereld, met hun “carrière”, hun bankrekening,
hun (dure) auto en al het andere dat de aandacht van een mens alleen maar afhoudt van de dingen die echt belangrijk
zijn, en dat is alles dat eeuwigheidswaarde heeft. Zodra de zaken niet lopen zoals ze dat graag willen, gaan ze tegen
de vlakte en zijn compleet in beslag genomen door de zorgen van deze wereld met alle bijkomende wrijvingen en irritaties.
Deze natuurlijk denkende mensen worden beschreven in 1 Cor. 2:14: “Doch een ongeestelijk
mens aanvaardt niet hetgeen van de Geest Gods is, want het is hem dwaasheid en hij kan het niet verstaan, omdat
het slechts geestelijk te beoordelen is”. Een discipel van Jezus hoort echter rekening te houden met de dingen
die boven zijn, waar Christus is, en hoort zich met zijn geest te richten op Gods woorden. Met als resultaat: een evenwichtig
karakter dat zich door de omgang met Gods Geest steeds verder ontwikkelt, waardoor het geloof van zijn geest hem behoedt
voor alle struikelblokken die door de satan op zijn levensweg gegooid worden.
Het voorgaande wordt zeer kernachtig weergegeven in 1 Cor. 15:45-47: “Alzo is er ook
geschreven: De eerste mens Adam is geworden tot een levende ziel; de laatste Adam tot een levendmakenden Geest.
Doch het geestelijke is niet eerst, maar het natuurlijke, daarna het geestelijke. De eerste mens is uit de aarde,
aards; de tweede Mens is de Heere uit den hemel” (Statenvertaling). De natuurlijke mens Adam leefde in
de natuurlijke wereld en zijn ziel zag vóór de zondeval alleen maar een mooie wereld want zijn lichamelijke
zintuigen vertelden hem alleen maar mooie dingen en er was dus niets dat hem uit zijn evenwicht bracht. De tweede Adam,
Jezus Christus, had daarentegen een onvergelijkbaar andere taak te vervullen. Hij stond in Zijn leven tegenover de legermacht
van de satan en als de man van smarten had zijn ziel in de natuurlijke wereld maar weinig waar Hij Zich aan kon optrekken.
Doordat Zijn geest de leiding bleef houden en Hij door Zijn gehoorzaamheid aan de Vader Zijn geloof in de goede afloop
niet verloor overwon Hij de helse tegenstand van de legers van de satan. Jezus' geest bleef aan de leiding en daarmee
gaf Hij een voorbeeld aan al Zijn (toekomstige) discipelen en werd Hij voor ons de oorzaak van eeuwig heil. Dat lezen
we in Hebreeën 5:9: “en toen Hij het einde had bereikt, is Hij voor allen, die Hem
gehoorzamen, een oorzaak van eeuwig heil geworden”. Omdat Hij door Zijn lijden en overwinnen voor ons de weg vanuit
de dood tot het eeuwige leven heeft geopend is Jezus een levendmakende geest, wat ook nog eens in Col.
3:4 wordt bevestigd: “Wanneer Christus verschijnt, die ons leven is, zult ook gij met Hem verschijnen
in heerlijkheid”. Hij heeft ons uit de (geestelijke) dood doen opstaan en ons eeuwig leven gegeven. Tot zover
deze toelichting over het verschil tussen de geest en de ziel.
In Joh. 16:13 vinden wij: “want Hij zal niet uit Zichzelf spreken maar al wat Hij
hoort zal Hij spreken”. Zoals wij ons lichaam gebruiken om onze gedachten kenbaar te maken aan anderen zo geeft
de Heilige Geest de gedachten van Jezus aan ons door en heeft Hij er zelf niets aan toe te voegen. Hij is niet de bron
maar de doorgever van deze gedachten. Gedachten die oorspronkelijk van de Vader komen. De bron van alles is en blijft
dus God de Vader zodat Jezus in Matth. 24:36 tegenover Zijn discipelen moest bekennen: “Doch
van die dag en van die ure weet niemand, ook de engelen der hemelen niet, maar de Vader alleen”. In het Oude Testament
was Jezus als Jahweh al de woordvoerder van de Vader en om die reden wordt Hij door de apostel Johannes in Joh.
1:1-18 genoemd als het Woord Gods dat bij God was en in de wereld kwam. (“In den beginne was het Woord
en het Woord was bij God en het Woord was God”.)
Na Zijn komst in de wereld bad Hij in Johannes 17:8 tot de Vader: “want de woorden, die
Gij Mij gegeven hebt, heb Ik hun gegeven en zij hebben ze aangenomen en in waarheid erkend, dat Ik van U ben uitgegaan,
en zij hebben geloofd, dat Gij Mij gezonden hebt”. En in Johannes 12:49 brengt Hij het
als volgt onder woorden: “Want Ik heb niet uit Mijzelf gesproken, maar de Vader, die Mij heeft gezonden,
heeft zelf Mij een gebod gegeven, wat Ik zeggen en spreken moet”.
Ook na Jezus' terugkeer naar de Vader is deze situatie onveranderd gebleven zoals blijkt uit Openbaring 1:1 waar we lezen: “Openbaring van Jezus Christus, welke God (de Vader)
Hem gegeven heeft om Zijn dienstknechten te tonen hetgeen weldra moet geschieden, en welke Hij
door de zending van zijn engel aan Zijn dienstknecht Johannes heeft te kennen gegeven”. God de vader
is Diegene die spreekt en Jezus is Degene die er naar hoort en vervolgens (als het “Woord Gods”)
die woorden doorgeeft. Als de Heilige Geest (de Geest van Jezus) dus zal spreken “al wat Hij hoort”
(Joh. 16:13) is dat hetgeen Hij van de Vader heeft gehoord. Daarom vervolgt Jezus
met deze woorden in Joh. 16 vers 14-15: “Hij (de Heilige Geest) zal Mij verheerlijken, want Hij zal het
uit het Mijne nemen en het u verkondigen. Al wat de Vader heeft, is het mijne; daarom zeide Ik: Hij neemt
uit het Mijne en zal het u verkondigen”. De Heilige Geest neemt dus uit het evangelie wat
Jezus heeft gehoord en ontvangen van de Vader en wat Jezus op Zijn beurt weer aan Zijn discipelen doorgaf.
We moeten hierbij ook bedenken dat als Jezus zei in Matth. 28:18: “Mij is gegeven alle
macht in de hemel en op de aarde,” het ondenkbaar is dat Jezus geen enkele bemoeienis zou hebben met de gang van
zaken op deze wereld. Dat kwam ene Saulus te weten toen hij op zijn rooftocht naar Damascus werd onderschept en op zijn
vraag: “Wie zijt Gij Here?” te horen kreeg: “Ik ben Jezus, die gij vervolgt” (Hand.
9:5). Als Heilige Geest kan Jezus iedere verschijningsvorm aannemen die Hij wil en in dit geval was dat het felle
licht dat voor de ogen van de zondaar Saulus te veel van het goede bleek te zijn, met als gevolg zijn (tijdelijke) blindheid.
Als we de bijbel bestuderen blijkt dat de Heilige Geest nooit met een naam wordt genoemd. In het Oude
Testament heeft de God van de Israëlieten verschillende namen waaronder: Jahweh en El Shaddai en
diverse andere. Jezus heeft behalve Zijn “aardse” naam ook nog de naam: Immanuël, wat
betekent: God met ons. Maar waar sprake is van de Heilige Geest wordt Hij nooit met een naam aangeduid.
Als Jezus de Heilige Geest aankondigt noemt Hij Hem de Trooster (Joh. 14:15-17).
Dit geeft dus Zijn taak aan. Ook het “Geest der waarheid” in Joh. 14:17
geeft aan wat Zijn taak is: het onderwijzen in de waarheid. In Joël 2:23 wordt Hij de leraar ter gerechtigheid genoemd. Ook dit duidt Zijn functie
aan. Als de bijbel dus spreekt over Gods Geest dan gaat het over God (zowel de Vader als de Zoon)
die Geest is en dat duidt op de Vader en de Zoon in hun verschijningsvorm als Heilige Geest.
Als Jezus zegt in Joh. 10:30: “Ik en de Vader zijn één (van
zin en één van streven)” wijst Hij op hun eensgezindheid. Telkens als Jezus spreekt over
Zijn innige relatie met God spreekt Hij slechts over de Vader en Hemzelf. Een eventuele derde persoon
in die nauwe relatie wordt nergens in de bijbel door Jezus genoemd. Als er inderdaad een derde
persoon bij deze “drie-eenheid” betrokken zou zijn geweest, zou Jezus daar ongetwijfeld over
gesproken hebben en zou Hij de Heilige Geest als de derde persoon bij deze nauwe relatie hebben betrokken.
Wanneer Jezus wel met Zijn discipelen spreekt over de Heilige Geest, terwijl Hij deze als de beloofde
Trooster aankondigt, is het onderwerp van gesprek daarentegen: de plaatsvervangende taak van de
Trooster en niet Zijn “lidmaatschap” van een drie-eenheid.
Uit reacties is me gebleken dat men uit de manier waarop Jezus spreekt over de Heilige Geest meent
te kunnen afleiden dat Jezus wel degelijk over een andere persoon spreekt. Maar er wordt, zo is mijn algemene
indruk, nogal eens compleet vergeten dat Jezus de status die Hij voorheen had bij Zijn menswording heeft
afgelegd. Hij was dus echt mens en als mens sprak Hij over de Heilige Geest. Waarmee ik wil aanduiden
dat de mens Jezus sprak over de God Jezus. Dezelfde God die de Joden in het Oude Testament
kenden als Jahweh. In Filip. 2:5-7 lezen we over Jezus' menswording: “Laat
die gezindheid bij u zijn, welke ook in Christus Jezus was, die, in de gestalte Gods zijnde, het
Gode gelijk zijn niet als een roof heeft geacht, maar Zichzelf ontledigd heeft, en de gestalte
van een dienstknecht heeft aangenomen, en aan de mensen gelijk geworden is.”
Hij liet Zijn discipelen meermalen blijken dat Hij, na Zijn taak op aarde te hebben volbracht, terug
zou keren naar Zijn Vader en daardoor Zijn menszijn weer zou afleggen. Het gaat dus om het grote verschil
tussen Jezus als mens en Zijn status als onze Schepper(!). Als de mens Jezus dus sprak over de Heilige
Geest sprak Hij over de Geest van Zijn Vader én over Zichzelf, en wel over Zichzelf in Zijn verworven
positie na het afleggen van Zijn (tijdelijke) menselijke status. Dat zag de profeet Daniël al in
een gezicht en wel in hoofdstuk 7:13-14: “Ik bleef toekijken in de nachtgezichten
en zie, met de wolken des hemels kwam iemand gelijk een mensenzoon; hij begaf zich tot de Oude van dagen,
en men leidde hem voor deze; En hem werd heerschappij gegeven en eer en koninklijke macht, en alle volken,
natiën en talen dienden hem. Zijn heerschappij is een eeuwige heerschappij, die niet zal vergaan,
en zijn koningschap is een, dat onverderfelijk is.”
Ook wordt er op sommige plaatsen in het Nieuwe Testament de indruk gewekt dat de Heilige Geest, omdat
Hij Jezus leidde, naast de Vader een zelfstandig handelend persoon is maar feitelijk was er sprake van
een nauwe samenwerking en eensgezindheid tussen de Zoon en de Vader. In Johannes
5:19 zegt Jezus zelfs: “Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, de Zoon kan niets doen van Zichzelf,
of Hij moet het de Vader zien doen; want wat deze doet, dat doet ook de Zoon evenzo”. Dat laat Hij
in andere woorden nog eens blijken in Johannes 8:42: “Jezus zeide tot hen: Indien God uw Vader was, zoudt gij Mij liefhebben,
want Ik ben van God uitgegaan en gekomen; want Ik ben niet van Mijzelf gekomen, maar Hij heeft Mij
gezonden”. Toen Jezus door de Geest naar de woestijn werd geleid om verzocht te worden (Matth.
4:1) was het daarom de Geest van Zijn Vader die Hem daarheen leidde. En met de Geest van de Vader
wordt de Vader zelf bedoeld, geen eventuele toegevoegde “plaatsvervanger” zoals de leer van
de drie-eenheid feitelijk leert. Jezus richtte in de hof van Gethsémane Zijn gebeden en smeekbeden
dan ook rechtstreeks tot de Vader, er was geen sprake van de tussenkomst van een derde persoon.
Jezus' woorden in Matthéüs 12:31-32 worden door menigeen aangegrepen
om te kunnen verkondigen dat het zondigen tegen de Heilige Geest aanduidt dat Jezus onderscheid maakte
tussen Hemzelf, de Vader en de Heilige Geest. Hij zegt daar namelijk: “Daarom zeg Ik u: Alle zonde
en lastering zal de mensen vergeven worden, maar de lastering van de Geest zal niet vergeven worden. Spreekt
iemand een woord tegen de Zoon des mensen, het zal hem vergeven worden; maar spreekt iemand tegen de Heilige
Geest, het zal hem niet vergeven worden, noch in deze eeuw, noch in de toekomende”. Los van het
gegeven dat deze uitspraak te pas en te onpas is misbruikt om hel en verdoemenis uit te spreken over andersdenkenden
meent men hieruit ook op te kunnen maken dat die Heilige Geest kennelijk een speciale positie inneemt
in de “drie-eenheid”. Een positie waar niet mee valt te spotten. Wat Jezus echter bedoelde
te zeggen is dat ieder mens die aan Gods reddingsplan geen boodschap heeft en Jezus Christus niet als
Messias aanvaardt (“wie de Zoon niet heeft, heeft het leven niet”) zich daarmee verzet tegen
het werk van de Heilige Geest. In Johannes 16:8 zegt Jezus namelijk over de Heilige
Geest: “En als Hij komt, zal Hij de wereld overtuigen van zonde en van gerechtigheid en van
oordeel”. Jezus kon als mens niet het hart van de zondaar overtuigen. Als Heilige Geest kan Hij
echter rechstreeks contact maken met onze geest en kan Hij wel overtuigen. Wie daar toch nog geen boodschap
aan heeft en zich niet wil laten overtuigen heeft daardoor zichzelf veroordeeld tot de eeuwige
dood en heeft zich schuldig gemaakt aan de zonde tegen de Heilige Geest. Het is niet zo dat het lasteren
van de Heilige Geest slechts bestaat uit wat kwaaie woorden of een verdwaalde scheldpartij, bijvoorbeeld
tijdens een depressieve periode waarin er van alles uit wordt gegooid en waarvan we later weer berouw
krijgen. Zonde tegen de Heilige Geest is een blijvend verzet tegen het werk van de Heilige Geest.
Een verzet waar nooit berouw op zal volgen en dát maakt vergeving ontvangen absoluut onmogelijk!
Nog weer anders gezegd: we moeten bedenken dat Jezus hierover sprak toen Hij nog mens was en als
mens maakte Jezus aan de mensen het evangelie bekend, terwijl het de taak van Gods Geest was om hen te
overtuigen van hun zonden. Verzet tegen de mens Jezus en tegen Zijn boodschap, vanwege bijvoorbeeld onbegrip,
stond daarom niet gelijk aan het verzet tegen de overtuigende taak van Gods Geest omdat die laatste het
hart van de mens kon bereiken. Voor de zondaar die zich ook daardoor niet wil laten overtuigen bestaat
er dan ook geen verontschuldiging en is er geen hoop meer.
Echter: het onderscheid tussen de mens Jezus Christus (de Zoon) en de Heilige Geest, over Wie Jezus sprak tegenover
de Joden, is er niet meer omdat Jezus Zijn menselijke gestalte heeft afgelegd en nu tot ons komt als de Heilige
Geest. Zij die zich nu hebben laten overtuigen door de Heilige Geest en het evangelie hebben aanvaard doen dat dus niet
omdat zij de mens Jezus met eigen ogen hebben gezien maar omdat zij zich hebben laten overtuigen door Gods Geest.
Dit is precies waarop Jezus doelde nadat Hij door de discipel Thomas was herkend in Joh. 20:29:
“Jezus zeide tot hem: Omdat gij Mij gezien hebt, hebt gij geloofd? Zalig zij die niet gezien hebben en toch
geloven”. Wie daarentegen de Zoon afwijst en blijft afwijzen heeft zich daarmee verzet tegen Zijn Heilige
Geest en is schuldig aan de zonde tegen de Heilige Geest. Een sprekend voorbeeld daarvan komen we tegen in Handelingen
7:51 waar Stefanus de hardnekkige Joden onder handen neemt met de woorden: “Hardnekkigen en onbesnedenen
van hart en oren, gij verzet u altijd tegen de Heilige Geest; gelijk uw vaderen, zo ook gij”.
De uitspraak van Jezus uit Joh. 14:23, waar Hij spreekt over de Vader en over Zichzelf, wordt
bevestigd als we een aantal teksten uit het Nieuwe Testament met elkaar vergelijken. In de eerste vier teksten
in de onderstaande opsomming voorspelt Jezus de verdrukkingen die Zijn volgelingen zullen overkomen als gevolg van hun
geloof in Jezus. Hij belooft Zijn discipelen dat ze zich echter niet bezorgd moeten maken over de woorden die zij tot
verdediging zullen spreken omdat deze woorden hen op dat ogenblik ingegeven zullen worden. Maar als Degene die hen deze
woorden ingeeft wordt niet telkens dezelfde persoon genoemd. Voor alle duidelijkheid volgen hier de betreffende tekstgedeelten:
In deze opsomming is 1 Petrus 1:11 een tekst die nog iets meer licht werpt op de vraag wie
Jezus werkelijk is. Petrus schrijft daar namelijk: “Naar deze zaligheid hebben gezocht en gevorst de profeten,
die van de voor u bestemde genade geprofeteerd hebben, terwijl zij naspeurden, op welke of hoedanige tijd de Geest
van Christus in hen doelde, toen Hij vooraf getuigenis gaf van al het lijden, dat over Christus zou komen, en van
al de heerlijkheid daarna”. Met deze Geest van Christus werd door Petrus de Geest van God aangeduid en, om in
de taal van het Oude Testament te blijven, de Geest van Jahweh.
Tijdens de jaren dat de discipelen met Jezus optrokken en Hem dagelijks hoorden spreken over de dingen van Zijn Koninkrijk
zal de Heilige Geest ongetwijfeld meer dan eens ter sprake zijn gekomen. Als we bedenken dat de evangeliën verscheidene
jaren na Jezus' hemelvaart zijn geschreven en dus geen letterlijk verslag zijn, is het niet onwaarschijnlijk dat de
schrijvers van de evangeliën in de genoemde tekstgedeelten verschillende benamingen hebben gebruikt omdat ze er
van op de hoogte waren dat Jezus met de Heilige Geest zowel Zichzelf als de Vader bedoelde (zie Joh.
14:23).
Ook Paulus heeft ons over dit onderwerp een paar uitspraken nagelaten in Rom. 8:9 en Gal.
4:6. In Rom. 8:9 zien we staan: “Gij daarentegen zijt niet in het vlees, maar
in de Geest, althans, indien de Geest Gods in u woont. Indien iemand echter de Geest van Christus niet
heeft, die behoort Hem niet toe”. Waarmee hij wilde zeggen dat zo iemand zonder de Heilige Geest geen inzicht
kan hebben in het wezen van het evangelie van Christus. Dit is echt alleen en uitsluitend mogelijk door de inwoning
van de Heilige Geest. We zien hier dat Paulus in één adem de Geest Gods en de Geest van Christus
noemt. In beide gevallen heeft hij het over de Heilige Geest. En in Galaten 4:6 lezen wij:
“En, dat gij zonen zijt, God heeft de Geest van Zijn Zoon uitgezonden in onze harten, die roept: Abba,
Vader”.
Er kan nog aan toegevoegd worden dat ook in onze tijd kinderen Gods aanwijzingen ontvangen over
de aard van de Heilige Geest. Hierbij denk ik aan de bijzonder indringende getuigenis van Bill Wiese,
over de gruwelijkheid van het lot van hen die verloren gaan. Op een nacht, in 1998, werd hij tijdens zijn
slaap opeens uit zijn lichaam gehaald en was gedurende 23 minuten (volgens de aardse tijdmeting) in de
hel. Waarna hij een ontmoeting had met Jezus, die hem de opdracht gaf om de mensen te vertellen wat de
ongelovigen, die het evangelie zeer bewust afwijzen, te wachten staat. Terwijl hij zich vertwijfeld afvroeg
of de mensen zijn getuigenis wel zouden willen geloven gaf Jezus hem als antwoord: “Het is niet
jouw taak om hun hart te overtuigen, dat is de taak van de Heilige Geest. Het is jouw taak om hen
hierover te vertellen en Ik overtuig hun hart”. In een zin sprak Jezus over de Heilige
Geest terwijl Hij overduidelijk sprak over Zichzelf. Dat sluit helemaal aan op wat Jezus aan Zijn discipelen
vertelde over de Heilige Geest in Johannes 14 en 16. En daarom kan zondermeer
gesteld worden dat het complete dogma van de drie-eenheid geen deel is van het evangelie. Dat is nergens
in de bijbel uit Jezus' woorden af te leiden. Hij heeft ons ook niet opgedragen om de Heilige Geest te
vereren. De enigen over wie Hij wel sprak zijn God de Vader en Zichzelf.
Samenvattend kunnen we stellen dat alle aandacht die er wordt gevestigd op de drie-eenheid niet overeenkomt
met wat Jezus zelf leerde en daarom is dit eens te meer een reden om het hele drie-eenheiddogma af te wijzen. Het leidt
de aandacht af van het evangelie van Jezus, van de positie die Jezus van de Vader heeft ontvangen en van het feit dat
God Hem ook uitermate heeft verhoogd en Hem de naam boven alle naam heeft geschonken (Filippenzen 2:9). Uiteindelijk
is de Heilige Geest de Geest van Jezus en de Geest van de Vader.
Een voorbeeld van een tekstgedeelte waar al heel wat over te doen is geweest vinden we in Matth.
28:19. Het betreft hier de veel gebruikte “trinitarische” doopformule. Er is aangetoond
dat er met de tekst van dit vers is geknoeid en dat de “doopformule” achteraf is toegevoegd.
Het betreft de zinsnede: “en doopt hen in de naam des Vaders en des Zoons en des Heiligen Geestes”.
Het probleem waar men mee te maken krijgt zodra men zich waagt aan het wijzigen van tekstgedeelten is
dat er onopgemerkt conflicten kunnen ontstaan met andere plaatsen in diezelfde tekst. Of elders in de
bijbel. Er kunnen als gevolg van de aangebrachte wijziging(en) tegenstrijdigheden ontstaan.
We lezen hier de N.B.G. 1951 versie van Matth. 28:19: “Gaat dan henen, maakt al de volken
tot Mijn discipelen en doopt hen in de naam des Vaders en des Zoons en des Heiligen Geestes en leert hen onderhouden
al wat Ik u bevolen heb”. De meest opvallende tegenstrijdigheid die we hier tegenkomen vinden we in vers 19 zelf.
Maar eerst de tegenstrijdigheid met vers 18. In dit voorgaande vers lezen we het volgende: “En Jezus trad naderbij
en sprak tot hen, zeggende: Mij is gegeven alle macht in de hemel en op de aarde”. Zoals in het voorgaande
al is gesteld heeft Jezus van de Vader alle volmacht gekregen om het reddingsplan voor deze wereld uit te voeren. Dat
is precies wat Hij met deze woorden wilde zeggen. Als gevolg daarvan is Jezus de hoogste autoriteit waar wij direct
mee te maken hebben en aan wie wij verantwoording zijn verschuldigd voor al onze woorden en daden. Dit is dus wat Petrus
beleed in Hand. 4:12 tegenover de vijanden van het evangelie van Jezus: “En de behoudenis
is in niemand anders, want er is ook onder de hemel geen andere naam aan de mensen gegeven, waardoor wij moeten behouden
worden”. En deze naam is Jezus Christus. Dat is de Naam waar alles om draait.
Kijken we nu naar de inhoud van vers 19 zoals die in onze bijbel wordt weergegeven dan worden daar ineens twee namen
aan toegevoegd. Terwijl Jezus in het begin van vers 19 aan Zijn apostelen de opdracht geeft om alle volken tot Zijn(!)
discipelen te maken, krijgen de apostelen vervolgens de opdracht om in de Naam van de Vader én van de Zoon
én van de Heilige Geest te handelen. Dit is een tegenstrijdigheid die nog eens wordt benadrukt door de uitspraak
van Jezus in vers 18: “Mij is gegeven alle macht in de hemel en op de aarde”.
Zowel in vers 18 als in vers 19 wordt om die reden de “doopformule” in vers 19 ongeloofwaardig gemaakt.
Het is uitgesloten dat Jezus aan Zijn discipelen zo'n tegenstrijdige en met zichzelf in conflict zijnde opdracht zou
hebben gegeven.
Daar komt nog bij dat Matth. 28:19 de enige plaats in de bijbel is waar deze formule wordt
genoemd. Op alle andere plaatsen waar sprake is van het handelen in naam van de hoogste autoriteit wordt de Naam van
Jezus genoemd. Ook in de andere drie evangeliën wordt in de zendingsopdracht aan de apostelen van deze formule
geen melding gemaakt.
Het is in dit verband zinvol om de al aangehaalde uitspraak van Petrus in Hand. 4:12 nog eens
onder de aandacht te brengen. Kort daarvoor hadden de apostelen de Heilige Geest ontvangen en wat Petrus beleed in deze
uitspraak zei hij daarom gedreven door de Heilige Geest. Hier gebeurde precies wat Jezus over de Heilige Geest had voorzegd
in Joh. 16:14: “Hij zal Mij verheerlijken want Hij zal het uit het Mijne nemen
en het u verkondigen”. Gedreven door die Heilige Geest beleed Petrus daarom dat er buiten Jezus Christus geen
andere naam was aan wie wij ons behoud hebben te danken. De Heilige Geest liet Petrus bekend maken dat alleen
Jezus Christus die Naam draagt, dus niet de Heilige Geest, niet God de Vader en al helemaal geen “goddelijke drie-eenheid”.
Met deze uitspraak verheerlijkte de Heilige Geest Jezus Christus. Een schril contrast hiermee vormt de rammelende “doopformule”
in Matth. 28:19.
De echte doopformule zoals die door Petrus werd gebruikt vinden we in Hand. 2:38, dat was dus
vrij kort nadat de apostelen van Jezus de zendingsopdracht hadden ontvangen. We lezen daar: “En Petrus antwoordde
hun: Bekeert u en een ieder van u late zich dopen op de naam van Jezus Christus, tot vergeving van uw zonden,
en gij zult de gave des Heiligen Geestes ontvangen”. Ook hier was Petrus vervuld van de Heilige Geest en ook hier
liet de Heilige Geest Petrus zeggen met welke Naam wij werkelijk rekening hebben te houden!!
Kijken we nu naar de bewijzen voor het toevoegen van de “doopformule” in vers 19 dan wordt
duidelijk dat in de eerste periode na Jezus' zendingsopdracht waarin de boeken (het waren eigenlijk brieven!)
van het Nieuwe Testament werden geschreven de tekst van Matth. 28:19 in de toen
in omloop zijnde kopieën van het boek Matthéüs zonder de “doopformule” voorkwam.
In de geschriften van de kerkhistoricus Eusebius (260-340), die behoorlijk wat schrijfwerk op zijn naam heeft staan,
waaronder dat betreffende de kerkgeschiedenis van de eerste eeuwen, komen diverse citaten voor uit de toenmalig bekende
geschriften zoals die van Flavius Josephus, de Joodse geschiedschrijver. Ook uit de brieven van de apostelen en uit
de evangeliën haalt hij diverse tekstgedeelten aan.
Opgemerkt moet worden dat bij het bestuderen van de studies die over dit onderwerp zijn gemaakt er enige kleine afwijkingen
van de hier genoemde aantallen opduiken maar die doen niets af aan het overtuigende bewijs dat we hier wel degelijk
te maken hebben met schriftvervalsing door het aanpassen van de oorspronkelijke tekst aan de “kerkelijke leer”.
Dan is er nog iets: de opeenvolgende bijbelvervalsers blijken nog meer op hun geweten te hebben want in zijn oorspronkelijke
vorm luidde Matth. 28:19 namelijk: “Gaat dan heen, onderwijst al de volken
in Mijn Naam en leert hen onderhouden al wat Ik u bevolen heb.” En wees nu eens eerlijk: de diverse vervalste,
aangepaste versies van deze tekst lijken toch echt opvallend weinig op Jezus' oorspronkelijke uitspraak!
Door de aangehaalde praktijken van een menigte evangelisten en/of “wonderdoeners” vindt sinds Jezus' hemelvaart plaats waar de satan zich dag en nacht mee bezighoudt: het onderuit halen en naar de achtergrond schuiven van Jezus Christus. Door alle (met veel tamtam) opgepepte aandacht voor “een Heilige Geest” wordt systematisch het accent verschoven van die ene Naam door wie wij behouden kunnen worden naar “een Heilige Geest”. Want: het resultaat van deze misleiding is dat deze zogenaamde “Heilige Geest” wordt aanbeden en aangeroepen. Terwijl het hier gaat om een geest die, o schrik, uiteindelijk helemaal niet de Heilige Geest zal blijken te zijn maar een imitatie daarvan. Keren we terug naar het onderwerp van deze pagina dan moeten we vaststellen dat de satan ook door middel van het dogma “drie-eenheid” de aandacht van de christenheid heeft afgeleid van onze Verlosser, Jezus Christus, om die aandacht vervolgens te richten op een schemerige en ongrijpbare driedelige god. De volgende stap in dit verraderlijke proces wordt in deze eindtijd uitgevoerd: door het vasthouden aan deze leugenleer hebben massa's kinderen Gods niet door dat meer en meer het accent wordt verschoven naar een “heilige geest” met al zijn “gaven van de geest”. Deze geest zal uiteindelijk, ik benadruk het nog maar even, laten blijken helemaal geen heilige geest te zijn maar wel.... de geest van de antichrist!
Conclusie:
Als afronding herhaal ik hier nog maar eens wat ik aan het begin van deze pagina heb geschreven: het werkelijke doel
van het drie-eenheiddogma, zoals dat het christendom is binnengesmokkeld, is de aandacht af te leiden van die ene Naam
door wie wij behouden kunnen worden, Jezus Christus. Door die Naam te vervangen door een “goddelijke drie-eenheid”
die aanbeden behoort te worden, is het hart uit evangelie van Jezus weggesneden. En dáár gaat mijn
uitleg dus in werkelijkheid over!
Het zou dus een goede zaak zijn als kinderen Gods zich weer in de eerste plaats wenden tot Diegene die alle macht
in hemel en op aarde heeft ontvangen in plaats van zich schuldig te maken aan wat de drie-eenheidleer eigenlijk beoogt
te bereiken. En dat is: onze aandacht af te leiden van Jezus Christus, om daarvoor in de plaats de verering van
de Heilige Geest te promoten zoals we dat terugvinden in de geloofsbelijdenis van Nicea: “die samen met de Vader
en de Zoon aangebeden en verheerlijkt wordt”. Nergens(!) in de bijbel wordt ons dit opgedragen en om die
reden zullen we deze dwaling moeten verwerpen.
Het vereren van en de aandacht voor de “uitingen van de Heilige Geest” hebben in evangelische en
charismatische kringen zo'n vlucht genomen dat velen er, mede door hun ondermaatse bijbelkennis, geen weet van hebben
dat ze door al deze afleidingstactieken onder de invloed zijn gekomen van de geest van de antichrist. En dat
zal precies zijn uiteindelijke bedoeling zijn geweest toen deze leugengeest het principe van de heidense drie-eenheid
het christendom liet binnenglippen!
Laat uitsluitend datgene onze belijdenis zijn en blijven wat ook Petrus in Hand. 4:12 beleed tegenover de vijanden van het evangelie van Jezus: “En de behoudenis
is in niemand anders, want er is ook onder de hemel geen andere naam aan de mensen gegeven, waardoor wij
moeten behouden worden”. En deze naam is Jezus Christus.