Als er één bijbeltekst is die voor mij lang een mysterie is geweest dan is dat 1 Joh.
4:18. Deze gaat als volgt: “Er is in de liefde geen vrees, maar de volmaakte liefde drijft
de vrees uit want de vrees houdt verband met straf en wie vreest, is niet volmaakt in de liefde.”
Een korte toelichting: door de formulering “de vrees houdt verband met straf” in de hier gebruikte NBG
vertaling krijgt men de indruk dat die twee op de een of andere wijze iets met elkaar van doen hebben maar hoe dat nou
zit blijft een beetje vaag. De Griekse grondtekst van het Nieuwe Testament is daar echter wel duidelijk over want die
stelt: “omdat de vrees straf inhoudt”. Kortom: vrees is dus het gevolg van (een dreigende) straf.
Wat is het verband tussen liefde en vrees en waarom worden beiden in deze bijbeltekst in één
adem genoemd? Lang kon ik hier geen verklaring voor vinden. Totdat mij de ogen werden geopend en het me
duidelijk werd dat in deze weinige woorden het hele drama van de zondeval ligt opgesloten. Kort nadat
het eerste mensenpaar zich in de Hof van Eden door de satan hadden laten verleiden tot ongehoorzaamheid
aan God lezen we in Gen. 3:8-10: “Toen zij het geluid van de Here God hoorden,
die in de hof wandelde in de avondkoelte, verborgen de mens en zijn vrouw zich voor de Here God tussen
het geboomte in de hof. En de Here God riep de mens tot Zich en zeide tot hem: Waar zijt gij? En hij zeide:
Toen ik uw geluid in de hof hoorde, werd ik bevreesd, want ik ben naakt; daarom verborg ik mij.”
Uit Adam's reactie blijkt dat hij het geluid van de Here God herkende. Het was dus vaker voorgekomen dat
hun Schepper even bij hen “op de koffie kwam”. Nu echter was alles anders. De mens had na
zijn ongehoorzaamheid, zoals de satan had gezegd, kennis gekregen van goed en kwaad. Maar dan wel op een
geheel andere wijze dan de satan Adam's vrouw had voorgespiegeld. Voorheen werd de relatie tussen de mens
en zijn Schepper gekenmerkt door een klimaat van liefde. Na zijn ongehoorzaamheid vluchtte de mens weg
toen hij het geluid van zijn Schepper hoorde. Want angst beheerste nu zijn gedachten en veroorzaakte zijn
vluchtgedrag. Dat Adam zich realiseerde dat hij naakt was en hij zich daarom zou hebben verscholen was
meteen ook zijn eerste leugen. En zijn tweede zonde. Er was namelijk veel meer aan de hand. Zijn geweten
vertelde hem dat hij ongehoorzaam was geweest aan het verbod van zijn Schepper door de vrucht van de boom
der kennis van goed en kwaad te eten. Dáár schaamde hij zich in werkelijkheid voor. In zijn
naakte lijf voelde hij zich weliswaar ongemakkelijk maar feitelijk bleef dat slechts bijzaak. De ontdekking
van zijn naaktheid was een gevolg van de zonde. Want waar Adam zich van bewust was, was de wetenschap
dat zijn zonde niet zonder gevolgen zou blijven. Er zou een straf op volgen. En zoals we in 1
Joh. 4:18 al lazen: want de vrees houdt verband met straf, was Adam bevreesd voor de straf
die zou volgen. Zijn geweten was door een conflict in beslag genomen. Hij vreesde de straf die onvermijdelijk
was omdat de heilige God ongehoorzaamheid aan Zijn geboden niet op zijn beloop kan laten. Hij laat met
Zijn heiligheid niet de spot drijven.
Adam en Eva waren desondanks niet de eersten die zondigden en ongehoorzaam werden aan God. De slang die Eva te woord stond was ook niet zomaar een addertje onder het gras maar werd door de satan gebruikt als “de smoel van de satan”. Het is aannemelijk dat deze slang zich in de buurt van de beruchte boom bevond of er zelfs in was geklommen. Door list en bedrog werd de mens zo meegezogen naar de eeuwige scheiding met God, naar de eeuwige duisternis en naar de eeuwige straf. En precies met dat laatste hebben wij de bron van de angst aangeboord. Doordat de satan een vijand van God werd, werd hij door God verdreven uit Gods nabijheid en werd hij uit de hemel gegooid. Dat was niet alles. De satan wist dat zijn ongehoorzaamheid niet zonder verdere gevolgen zou blijven, dat hij de toorn van de eeuwige God over zich heen had gehaald en dat hij nu in oorlog was met zijn Schepper. Dat is de reden dat de boze geesten altijd in angst leven. Hun straf zal absoluut voltrokken worden. In Jac. 2:19 lezen wij hierover: “Gij gelooft, dat God één is? Daaraan doet gij wel, (maar) dat geloven de boze geesten ook en zij sidderen.” Voor deze gevallen engelen, die ooit het aangezicht van de Vader hebben gezien en als heilige engelen in Zijn nabijheid verbleven bestaat geen verontschuldiging. Er is geen weg meer terug. Net zomin als voor hen op wie de Hebreeënschrijver doelt in Hebr. 10:26-27: “Want indien wij opzettelijk zondigen, nadat wij tot erkentenis der waarheid gekomen zijn, blijft er geen offer voor de zonden meer over, maar een vreselijk uitzicht op het oordeel en de felheid van een vuur, dat de wederspannigen zal verteren.” Ook wie zich bewust inlaat met occultisme en toverij en daarmee rechtstreeks contact zoekt met deze boze geesten leeft daardoor in het klimaat van de angst. Dat weet ik door het getuigenis van een occultist die zich tot Jezus Christus bekeerde en zijn verhaal deed over zijn redding uit deze wereld van angst. De zondaren die zich zeer bewust openstellen voor de boze geesten leven in hetzelfde klimaat als de boze geesten en kunnen hetzelfde angstwekkende lot tegemoet zien, zoals we zojuist lazen in Hebr. 10:26-27.
Een indrukwekkend verslag van de gedachtenwereld van boze geesten maar ook van hun angsten las ik in het boekje “Strijd en overwinning van ds. Blumhardt”, geschreven door Jan van Gijs rond het begin van de jaren zestig van de vorige eeuw. Het handelt over de tweejarige strijd die de Duitse dominee Johann Christoph Blumhardt moest voeren om een jonge vrouw, behorend tot zijn gemeente, genaamd Gottliebin Dittus te bevrijden van een legioen demonen, waarna ook haar zuster Katharina tekenen van demonische bezetenheid begon te vertonen. Dit speelde zich af in de jaren 1842 tot 1844 in het Duitse dorp Möttlingen. Bij één van beiden kwamen er niet zelden allerlei metalen voorwerpen en glasscherven door de huid tevoorschijn of werden er levende dieren uitgebraakt, waaronder slangen. Ook tal van andere bovennatuurlijke verschijnselen werden door de boze geesten in de strijd geworpen. Meer dan eens schreeuwden zij woedend door de mond van Gottliebin Dittus dat alleen al het noemen van de naam van Jezus een helse kwelling voor hen was. Hun angst voor de Overwinnaar was allesoverheersend. Wetende dat zij de strijd uiteindelijk zouden verliezen en naar het dodenrijk zouden worden afgevoerd sprak één van deze demonen door de mond van de jonge vrouw meerdere keren deze woorden (in het Duits):
“O Mensch, bedenk' die Ewigkeit,
versäume nicht die Gnadezeit,
denn das Gericht ist nicht mehr weit!”
Vertaling: “O mens, denk aan de eeuwigheid,
mis niet de genadetijd,
want het oordeel is niet ver meer!”
Het is wonderlijk te moeten vaststellen dat het uitgerekend een boze geest was die dit in dichtvorm liet weten. Dit herinnerde mij eraan dat deze geesten voor hun val stuk voor stuk begaafde engelen waren die allemaal hun eigen talenten en bekwaamheden hadden meegekregen van de Schepper, net als wij mensen. Kennelijk zijn zij niet al die bekwaamheden kwijtgeraakt. Het is echter vooral de boodschap zelf die bevestigt dat demonen weten wat hun eeuwig lot zal zijn. Én dat van iedere zondaar die in onverschilligheid tegenover het evangelie de korte genadetijd hier op aarde heeft genegeerd en daarom eveneens het vreselijke lot van de boze geesten zal moeten delen. Uiteindelijk moesten de boze geesten voorgoed wijken en nadat de strijd was gestreden volgde er een geestelijke opwekking in het dorp Möttlingen en omstreken.
Nadat één van deze boze geesten zichzelf had voorgesteld als een vorst der duisternis was diens laatste stuiptrekking voordat hij uitvoer een uitroep die het hele dorp Möttlingen rechtop in bed deed zitten (het gebeurde 's nachts). Hij brulde (door zijn slachtoffer heen) een erkentenis die ooit alle helse machten van de satan zullen moeten uitschreeuwen: "Jesus ist Sieger! Jesus ist Sieger!" (Jezus is overwinnaar!)
Wat dit verslag overduidelijk bevestigt zijn de woorden van de apostel Johannes. We lazen namelijk in 1 Joh. 4:18: “Er is in de liefde geen vrees, maar de volmaakte liefde drijft de vrees uit want de vrees houdt verband met straf en wie vreest, is niet volmaakt in de liefde.” Het is deze vrees van de satan en zijn boze geesten en de vrees van de zondaren die zich willens en wetens openstellen voor deze boze geesten die alles van doen heeft met de komende eeuwige straf. De straf om hun ongehoorzaamheid aan hun Schepper, Jezus Christus.
Die boom der kennis van goed en kwaad stond daar als gevolg van de val van de satan. Door de compacte vorm van het scheppingsverhaal wordt de indruk gewekt alsof de zondeval kort na de schepping plaats vond maar het is goed mogelijk dat daar vele jaren tussen hebben gelegen. In Genesis 1 lezen we namelijk dat de mens als laatste werd geschapen en hij al het geboomte met zaaddragende vruchten tot voedsel kreeg toegewezen. De schepping was daarmee afgerond. De schepping van de mens wordt in Genesis 2:7 nog eens in andere woorden weergegeven. Vervolgens (na het voltooien van de schepping) lezen we in Genesis 2:8-9 dat de Hof van Eden als een tuin wordt geplant (= aangelegd), inclusief de beide bomen, de boom des levens en de boom der kennis van goed en kwaad. Tussen het voltooien van de schepping en het planten van deze hof zouden dan ook heel goed vele jaren gelegen kunnen hebben. Omdat de mens was geschapen om eeuwig op aarde te leven speelde tijd (en veroudering) sowieso geen enkele rol. Zij waren dus in die tussenliggende jaren geen seconde ouder geworden. Tijd speelde geen rol en van veroudering (= langzaam afsterven) was dus nog geen sprake.
In die hof werden de boom des levens en de boom der kennis van goed en kwaad geplant, waarvan de laatste
verboden gebied was. De mens werd vanaf toen voor een keuze gesteld want doordat de satan zelfs na zijn
verbanning nog toegang had tot deze aarde lag het in de lijn der verwachting dat hij vervolgens ook de
mens in zijn val mee wilde slepen. Vanwege de onwetendheid van de zondeloze mens werden de beide bomen
door God geplant, vergezeld van de waarschuwing dat de mens uitsluitend van de boom des levens mocht eten.
De mens moest vanaf nu kiezen. Nadat de mens had gezondigd verdreef de Schepper hen uit de hof van Eden
zodat de boom des levens onbereikbaar werd voor de zondige mens. Dit was Gods bescherming tegen
het gevaar dat nu op hen loerde. Want nadat het toch fout was gelopen en de mens zich onderwierp aan de
satan werd de satan de overste van deze wereld. De mens boog voor de leugens van de satan en werd daardoor
een deel van het rijk van de satan. De mens had nu aan het eeuwige leven met God geen deel meer. Bovendien
was de mens geschapen als een kroon op de schepping. Die kroon viel in handen van de satan die vervolgens
de eigendomsrechten van de aarde van de mens afnam.
Onmiddellijk na zijn ongehoorzaamheid kwam ook de mens onder de toorn van God waardoor hij ooit deel zou krijgen aan
de straf op de zonde, evenals de satan zelf. Een deel van die straf werd meteen uitgevoerd. In Gen.
2:17 zei de Schepper namelijk: “Maar van de boom der kennis van goed en kwaad, daarvan zult gij niet eten,
want ten dage, dat gij daarvan eet, zult gij voorzeker sterven.” Het lichaam van de mens werd na die eerste
zonde sterfelijk en de verouderingsklok begon af te tellen. De zandloper was gezet. Het was Gods genade dat de mens
niet onmiddellijk tot stof terugkeerde. Van Adam weten wij namelijk uit Genesis 5:5 dat hij
930 jaar oud is geworden! Ondertussen was de vloek van de zonde over de aarde gekomen en werden de planteneters
tot roofdieren. De onschuld was gedood. De dood had zijn intrede gedaan. Het klimaat van de dood, het gescheiden zijn
van de Schepper, had deze wereld in zijn greep gekregen en daarmee ook de angst voor de komende eeuwige straf.
De slang achter de slang die de vrouw verleidde tot ongehoorzaamheid had na de val van de mens deze
aarde tot zijn domein gemaakt. In het boek Openbaring wordt deze slang tweemaal genoemd waarbij duidelijk
wordt meegedeeld wie deze slang is. Zo lezen wij in Openb. 12:9: “En de
grote draak werd (op de aarde) geworpen, de oude slang, die genaamd wordt duivel en de satan, die
de gehele wereld verleidt; hij werd op de aarde geworpen en zijn engelen met hem.” In Openb.
20:1-3 wordt opnieuw de draak met hem gestoken: “En ik zag een engel nederdalen uit de hemel
met de sleutel des afgronds en een grote keten in zijn hand; en hij greep de draak, de oude slang, dat
is de duivel en de satan, en hij bond hem duizend jaren, en hij wierp hem in de afgrond en sloot en
verzegelde die boven hem, opdat hij de volkeren niet meer zou verleiden, voordat de duizend jaren voleindigd
waren; daarna moest hij voor een korte tijd worden losgelaten.” Mocht het je nog niet zijn opgevallen:
er wordt hier flink heen en weer gesmeten met deze ouwe slang. Er is hier duidelijk geen eerbied voor
grijze haren. Wat we hier dan ook lezen in deze twee tekstgedeelten uit Openbaring is een bevestiging
van wat Jezus over zichzelf zei in Matth. 28:18: “Mij is gegeven alle
macht in de hemel en op de aarde.” Dus als Hij de oude slang gebruikt als pingpong bal dan houdt
niemand Hem tegen. Want dat er met de satan zal worden afgerekend is absoluut zeker. Zover is het echter
nog niet.
Dagelijks kunnen wij de gevolgen van de zondeval om ons heen vaststellen. Niet alleen in ons eigen leven en dat van
anderen, ook de planten- en de dierenwereld zijn dramatisch op hun kop gezet. Wat de “wetenschap” beschouwt
als het resultaat van een nooit bewezen evolutieproces is niets anders dan het bewijs dat het rijk van de satan de aarde
heeft onderworpen aan de wetten van de hel. Met onnoemelijk veel dood en verderf tot gevolg. Vanaf het microbiologische
leven tot en met de blauwe vinvis is het loon van de zonde, de dood, doorgedrongen tot in alle facetten van de natuur.
Talloos zijn de voorbeelden hiervan. De in de biologie bekende voedselketen is niets anders dan een weergave van de
machtsstructuur in het rijk van de satan: de sterkeren eten de zwakkeren, het “recht” van de sterkste. Dit
is nu de terreur die ontstaat als de liefde van de Schepper niet meer aanwezig is.
Overal is dan ook te herkennen dat de angst van de satan en zijn demonen tot in alle hoeken en gaten van het leven is
doorgedrongen. De angst om opgegeten te worden is zo'n voorbeeld. Vele zijn de verdedigingsmechanismen die door planten
en dieren worden gebruikt om maar niet het slachtoffer te hoeven worden van hun belagers. Een indrukwekkend voorbeeld
van dit ingebouwde overlevingsmechanisme is te zien als een pasgeboren weidevogel (een nestvlieder) wacht op
de ouders om gevoerd te worden. Zodra dit diertje boven zich het silhouet van een roofvogel ontwaart blijft het bewegingloos
liggen, om niet door de roofvogel te worden opgemerkt. Waardoor wordt het gedrag van dit diertje bepaald terwijl het
nog maar net op de wereld is? Dat heeft de Schepper er ingelegd. Zoals Hij dat in de hele schepping heeft gedaan. Het
feit dat de natuur als geheel heel goed in staat is zichzelf in stand te houden is mogelijk dankzij de verdedigingsmechanismen
waarin de Schepper heeft voorzien. Zolang de mens er met zijn zondige poten van afblijft is de natuur opvallend goed
in staat een evenwichtssituatie tot stand te brengen waarin het leven in ieder geval kan worden voortgezet. Zelfs al
zijn het de dood en het verderf die de hele natuur in hun greep hebben.
Dit getuigt van de voorkennis die onze Schepper had toen Hij de wereld schiep. Hij was er van op de hoogte dat het
zou misgaan in de hof van Eden. Zoals we kunnen lezen in Openb. 13:8: “En allen, die
op de aarde wonen, zullen het (beest) aanbidden, ieder, wiens naam niet geschreven is in het boek des levens van het
Lam, dat geslacht is sedert de grondlegging der wereld.” Het vetgedrukte deel van deze tekst leert ons
dat onze Schepper zelf (= Jezus Christus) mens zou worden en op Golgotha de satan zou overwinnen én dat dit al
ruim voordat de satan de satan zou worden was vastgelegd in Gods reddingsplan. Toen de val van de satan eenmaal een
feit was werd vervolgens de Hof van Eden inclusief de beide bomen (de boom des levens en de boom der kennis
van goed en kwaad) aangelegd, waarover je in het voorgaande al hebt kunnen lezen.
Er was duidelijk in Gods plan al voorzien dat Jezus, onze Schepper, zelf naar de aarde zou komen om mens te worden en
op Golgotha de satan zou overwinnen door gehoorzaam te zijn tot de dood aan het kruis. Daarover lezen wij in Fil.
2:8-11: “En in zijn uiterlijk als een mens bevonden, heeft Hij Zich vernederd en is gehoorzaam geworden
tot de dood, ja, tot de dood des kruises. Daarom heeft God Hem ook uitermate verhoogd en Hem de naam boven alle naam
geschonken, opdat in de naam van Jezus zich alle knie zou buigen van hen, die in de hemel en die op de aarde en die
onder de aarde zijn, en alle tong zou belijden: Jezus Christus is Here, tot eer van God, de Vader!”
Betreffende Gods voorkennis vinden wij eveneens een verwijzing in Ef. 1:3-4: “Gezegend
zij de God en Vader van onze Here Jezus Christus, die ons met allerlei geestelijke zegen in de hemelse gewesten gezegend
heeft in Christus. Hij heeft ons immers in Hem uitverkoren voor de grondlegging der wereld, opdat wij heilig
en onberispelijk zouden zijn voor zijn aangezicht.” En ook koning David wist al af van Gods voorkennis, zoals
blijkt uit Psalm 139:16: “Uw ogen zagen mijn vormeloos begin; in uw boek waren zij
alle opgeschreven, de dagen, die geformeerd zouden worden, toen nog geen daarvan bestond.”
Wij leven nu in een wereld waarin het loon van de zonde, de dood, alles overheerst. Deze situatie van wanhoop wordt
door de apostel Paulus beschreven in Rom. 8:19-22, waar we lezen: “Want met reikhalzend
verlangen wacht de schepping op het openbaar worden der zonen Gods. Want de schepping is aan de vruchteloosheid onderworpen,
niet vrijwillig, maar om (de wil van) Hem, die haar daaraan onderworpen heeft, in hope echter, omdat ook de schepping
zelf van de dienstbaarheid aan de vergankelijkheid zal bevrijd worden tot de vrijheid van de heerlijkheid der kinderen
Gods. Want wij weten, dat tot nu toe de ganse schepping in al haar delen zucht en in barensnood is.” De
Schepper zelf heeft de schepping sinds de zondeval door de dood aan de vruchteloosheid onderworpen. Als straf op de
zonde. En beslist niet alleen vanwege de zonde van het eerste mensenpaar. Dat wordt namelijk in Rom.
3:23-24 nog eens nadrukkelijk gesteld: “Want allen hebben gezondigd en derven de heerlijkheid Gods......”
Door de dood is alles wat zondaren doen slechts tijdelijk geploeter, dat snel voorbij gaat. Alles dat voorbij gaat en
niet eeuwig blijft is voor de eeuwige God vruchteloos en vergeefs.
Zolang de mens in zijn zonden blijft voortleven is alles wat hij/zij doet aan de vergankelijkheid onderworpen. Een sprekend
voorbeeld hiervan zag ik eens in een TV programma waarin de “high society” het hoofdonderwerp was. Van een
bekende Amerikaanse actrice op leeftijd werden de wanhopige pogingen om haar verouderingsproces voor de wereld
verborgen te houden onder de loep genomen. Heel geestig hoorde ik de commentaarstem zeggen: “Zij is al veertig
jaar lang dertig.” Dat was haar inderdaad dankzij vele lagen plamuur en make-up redelijk gelukt. Onder die vele
lagen stucwerk ging het verouderingsproces echter gewoon door. Precies zoals de Schepper dat had bedoeld. Hij heeft
de zondige mens niet voor niets aan de vruchteloosheid onderworpen. Vruchteloos, omdat het allemaal voorbijgaat. De
verwoede pogingen van de bedoelde actrice werden gedreven door verzet tegen Gods besluit. Als gevolg daarvan
schuilt er ook angst achter, angst om door de wereld afgedankt te worden als een versleten diva die haar (korte)
glorietijd al weer ver achter zich heeft liggen. Het doet me denken aan Psalm 94:11: “De
Here kent de gedachten der mensen: ijdelheid zijn zij.” Vergeefs, tijdelijk, van korte duur en dus voorbijgaand.
In Rom. 8:19-22 stelde Paulus echter dat deze schepping, nu nog zuchtend onder het juk van
de dood, van de dienstbaarheid aan de vergankelijkheid zal bevrijd worden. Het begin van die bevrijding vond
plaats op Golgotha. Daar wordt in de bijbel op vele plaatsen naar verwezen. We nemen daaruit Hebr.
2:14-15 waar de reden van Jezus' menswording wordt genoemd en waar ook heel toepasselijk de link wordt gelegd
tussen de satan (als overste van deze wereld) en de angst waar de hele schepping onder gebukt gaat: “Daar nu de
kinderen aan bloed en vlees deel hebben, heeft ook Hij op gelijke wijze daaraan deel gekregen, opdat Hij door zijn dood
hem, die de macht over de dood had, de duivel, zou onttronen, en allen zou bevrijden, die gedurende hun ganse leven
door angst voor de dood tot slavernij gedoemd waren.” Angst voor de dood. Angst voor de eeuwige straf op
de zonde. De angst van de satan en zijn gevallen engelen voor de toorn van God en de komende straf is, zoals we in het
voorgaande al hebben vastgesteld, het klimaat waarin de goddelozen zich bevinden.
Echter, zolang de goddeloze nog op deze aarde leeft krijgt hij de kansen om zich te bekeren tot zijn Schepper en
Verlosser, Jezus Christus. In Joh. 5:24 zei Jezus daarover: “Voorwaar, voorwaar, Ik zeg
u, wie mijn woord hoort en Hem gelooft, die Mij gezonden heeft, heeft eeuwig leven en komt niet in het oordeel, want
hij is overgegaan uit de dood in het leven.” In Openb. 3:20 zei Jezus het zo:
“Zie, Ik sta aan de deur en Ik klop. Indien iemand naar mijn stem hoort en de deur opent, Ik zal bij hem binnenkomen
en maaltijd met hem houden en hij met Mij.” Iedere verloren zondaar die gehoor geeft aan de klop op de deur van
zijn hart en zich in berouw om zijn zonden bekeert wordt een inwoner van het Koninkrijk Gods.
En over dit Koninkrijk Gods schreef Paulus in Rom. 14:17: “Want het Koninkrijk Gods bestaat
niet in eten en drinken, maar in rechtvaardigheid, vrede en blijdschap, door de Heilige Geest.” Uiteraard
proberen de satan en zijn handlangers eenieder die een kind van God is geworden terug te laten keren naar zijn verloren
staat. Het wapen dat hij daarvoor in de strijd werpt is meer dan eens.... de angst. Ik heb zelf in de loop der jaren
vele van deze angstaanvallen gekend. Ik weet dus waar ik het over heb. Groot kan de benauwdheid zijn tijdens deze aanvallen.
De satan kan dit doen wanneer hij een zwakke plek vindt in onze geestelijke wapenrusting. Omdat we bijvoorbeeld te veel
bezig zijn geweest met zaken die onze waakzaamheid deden verslappen. Niet zelden is de satan dan al langere tijd onopgemerkt
bezig geweest om zijn aanval voor te bereiden door ons af te leiden.... totdat we zwak genoeg zijn, onze liefde voor
God niet meer volmaakt is zodat de satan meedogenloos kan toeslaan.
Wat ik uit dit alles o.a. heb geleerd is dat deze aanvallen nooit van God uitgaan. Als dan weer eens die angst
op je afstormt, is het echt de satan die de aanval heeft ingezet. Dit wordt bevestigd in Jesaja 54:15:
“Valt men heftig aan, dan gaat dat van Mij niet uit; wie u aanvalt, zal over u vallen.”
Daarom is het belangrijk om bij voortduring te beseffen dat het Koninkrijk Gods zich niet in de eerste plaats
bezighoudt met de dingen van deze wereld (de dingen die ons kunnen afleiden) dus ook niet met ons levensonderhoud, niet
met de centjes en niet met alles dat voorbijgaat maar met dat wat eeuwig blijft. Vandaar dat de bijbel ons
laat weten in Col. 3:1-3: “Indien gij dan met Christus opgewekt zijt, zoekt de dingen,
die boven zijn, waar Christus is, gezeten aan de rechterhand Gods. Bedenkt de dingen, die boven zijn, niet die op
de aarde zijn. Want gij zijt gestorven en uw leven is verborgen met Christus in God.”
Over alle tijdelijke dingen zei Jezus daarentegen in Matth. 6:31-33: “Maakt u dan niet
bezorgd, zeggende: Wat zullen wij eten, of wat zullen wij drinken, of waarmede zullen wij ons kleden? Want naar al deze
dingen gaat het zoeken der heidenen uit. Want uw hemelse Vader weet, dat gij dit alles behoeft. Maar zoekt eerst
Zijn Koninkrijk en Zijn gerechtigheid en dit alles zal u bovendien geschonken worden.” In Fil. 4:6-7 brengt de apostel Paulus het als volgt onder woorden: “Weest in geen ding bezorgd, maar
laten bij alles uw wensen door gebed en smeking met dankzegging bekend worden bij God. En de vrede Gods, die alle verstand
te boven gaat, zal uw harten en uw gedachten behoeden in Christus Jezus.” Wie in Gods Koninkrijk leeft weet dat
zijn gebeden voor de tijdelijke behoeften worden gehoord en verhoord. Omdat de vrede Gods, die alle verstand te
boven gaat, als een muur om zijn gedachten heen staat. Wij lazen namelijk in 1 Joh. 4:18:
“de volmaakte liefde drijft de vrees uit.” Daar krijgt de angst geen kans meer omdat de schuld van de zonde
is weggenomen. En daardoor zal ook de angst voor het komende oordeel verdwijnen.
De liefde van God is de band die samenbindt en is de enige kracht in het universum die mensen bij elkaar houdt en
die maakt dat Gods schepselen om elkaar geven. Het gezegde: “wel uit het oog maar niet uit het hart” geeft
enig inzicht in deze grootste kracht in het universum, een kracht waardoor men uit eigen wil moeite wil doen voor anderen.
Moeite doen om te verplegen, om te helpen, om bij te staan in tijden van tegenslag en verdriet. Het beste voorbeeld
hiervan is Jezus zelf die, zijnde onze Schepper, zichzelf heeft vernederd tot een dienstknecht en zich overgegeven heeft
aan de kruisdood, om langs die enige weg ons zondaren van de eeuwige straf te kunnen redden. Zoals we kunnen lezen in
Rom. 5:8: “God echter bewijst zijn liefde jegens ons, doordat Christus, toen wij nog
zondaren waren, voor ons gestorven is.” Het was Gods liefde die Hem dit offer liet brengen. Uit eigen wil en niet
gedwongen. Zo zal ook ons leven moeten zijn: uit eigen wil bereid te zijn om voor anderen offers te brengen, moeite
te willen doen om de ander te helpen. Zelfs al kost het meer tijd, geld en moeite dan we hadden voorzien. Zonder liefde
functioneert absoluut niets en valt alles uit elkaar. In deze tijd van opkomende wetteloosheid zien wij dit dagelijks
om ons heen gebeuren. Gebruikmakend van veel mediageweld en misleiding spant de satan zich in om gezinsbanden te verwoesten.
Zodat huidige en toekomstige generaties jongeren opgroeien in een leven zonder liefde. De gevolgen daarvan zien wij
vrijwel dagelijks.
De geestelijke wet van de samenbindende liefde vinden wij in 1 Cor. 13 waarvan ik hier vers
2 weergeef: “Al ware het, dat ik profetische gaven had, en alle geheimenissen en alles, wat te weten is, wist,
en al het geloof had, zodat ik bergen verzette, maar ik had de liefde niet, ik ware niets.”
Hoe anders gaat het toe in het rijk van de satan. Daar bestaat geen liefde. Toch zal zijn rijk overeind gehouden
moeten worden omdat de satan anders niets zal kunnen bereiken. Jezus zei hierover in Lucas 11:17-18:
“Ieder koninkrijk, dat tegen zichzelf verdeeld is, gaat ten onder, en het ene huis valt op het andere. Indien
ook de satan tegen zichzelf verdeeld is, hoe zal zijn koninkrijk kunnen standhouden?” Ook in het rijk van de satan
is er een kracht die de boel bij elkaar houdt zodat de boze geesten tenminste doen wat hen door de satan wordt opgedragen.
En zodat de satan kan blijven regeren over zijn met haat vervulde boze geesten. Die kracht is tegenovergesteld aan Gods
liefde. Wij kennen deze kracht als: angst.
Liefde laat een mens gericht zijn op het geluk van de ander. Deze kracht is niet ik-gericht. Angst daarentegen is ik-gericht
en wordt gevoed door het verzet tegen de straf voor de zonde. Daarom is angst slechts in staat om door dwang
te laten gebeuren wat wordt opgedragen. Waar de angst regeert wordt iedere laag in de machtsstructuur van het rijk van
de satan bestuurd door de bovenliggende laag, met de satan zelf helemaal aan de top van deze piramide. Zou de satan
zijn macht kwijtraken, wat in de eindtijd ook zal gebeuren, dan zouden zijn onderdanen ogenblikkelijk met hem afrekenen.
Op een afschuwelijke manier. De enige kracht waardoor hij toch kan regeren is de angst. De angst regeert in de hel.
Van de twee grootste tegenover elkaar staande krachten in het universum, liefde en angst, is de liefde de grootste kracht.
Dat heeft Jezus bewezen in de hof van Getsémane en op Golgotha, waar Hij ondanks zijn angsten gehoorzaam bleef
aan het plan van verlossing waarvoor Hij naar deze wereld was gekomen.
Voorbeelden van de kadaverdiscipline in het rijk van de satan zijn er op deze wereld sinds de zondeval te over geweest.
Zo heeft de wereld al vele dictators gekend die met ijzeren hand hun “koninkrijk” in stand hielden door
de terreur van de angst. Namen als Jozef Stalin, Adolf Hitler, Idi Amin, Saddam Hoessein, Nicolae Ceausescu, Fidel Castro,
Ante Pavelic, Pol Pot, François Duvalier, Kim Il-sung, Moammar al-Qadhafi en vele anderen hebben de wereld laten
zien hoe de satan te werk gaat.
Een hele bevolking van een land werd door hen in bedwang gehouden door de terreur van de angst. De angst van hen die
kritiek hadden op de “grote leider”. De angst om verraden te worden door buren of zelfs familie, of door
de eigen kinderen en de angst voor wraak in het geval men verraden zou worden. Van de geldverslindende geheime diensten
die overal hun handlangers en informanten hadden rondlopen ging een constante dreiging uit. Een dreiging die hele massa's
netjes in de pas deed lopen van een compleet debiele ideologie die niet zelden uit het verdorven brein van de
despoot in kwestie was voortgekomen. Uiteraard waren er verschillen in werkwijze maar de grote lijnen zoals zojuist
beschreven waren in al deze dictaturen herkenbaar. Al deze monsters konden regeren dankzij het wapen van de angst.
Gebeurde het echter dat het volk in kwestie dit juk van de angst van zich af kon gooien dan was het gedaan met de dictator
in kwestie. De betovering door de angst werd in dat geval verbroken. Het einde van bijvoorbeeld Ceausescu (Roemenië)
en Qadhafi (Libië) zijn enkele voorbeelden daarvan. Zij werden door hun eigen volk gedood. Omdat deze zuchtende
schepping geen antwoord heeft op de overheersing door de satan is in een dergelijke situatie het meest voor de hand
liggende alternatief dat de ene duivel door de andere wordt vervangen. Bijvoorbeeld daar waar men de democratie weer
invoert zit alweer een andere demon op de troon. Want democratie = demoncratie.
De leugen waarmee de vrouw (dus niet Adam!) tot zonde werd verleid kwam er op neer dat de mens een
hogere positie in het vooruitzicht werd gesteld. In Gen. 3:5 beweerde de satan
namelijk: “Maar God weet, dat ten dage, dat gij daarvan eet, uw ogen geopend zullen worden, en
gij als God zult zijn, kennende goed en kwaad.” Dit was dezelfde hoogmoed die ook de
satan zelf ten val bracht en waardoor hij van Gods aangezicht werd verbannen.
In het huidige Christendom (= Babylon) zijn evangeliepredikers actief die zichzelf blijkbaar beschouwen
als goden. Deze narcistische selfmade godjes kunnen aan de maatstaf van 1 Cor. 13
bij lange na niet voldoen. Zo nu en dan kom ik via internet of op TV weer een dergelijke praatjesmaker
tegen die via zijn indrukwekkende “ministry” of website de nodige aandacht voor zichzelf opeist.
Met vier of vijf maal een afbeelding van de betreffende persoon op de frontpagina van zijn “ministry”website
wordt ons duidelijk gemaakt om wie het allemaal draait. Onze Heiland moet in zo'n geval kennelijk maar
even opschuiven. Of op de reservebank plaatsnemen. Om plaats te maken voor het ego van de geestelijke
kwakzalver. Of voor de bankrekening van de armlastige miljonair in kwestie. Zij bespelen
de massa met verleiding en misleiding, zoals ook de satan dit deed in de hof van Eden.
In Matth. 18:1-4 hadden de discipelen van Jezus kennelijk ook al last van deze
narcistische neigingen. Het begon hen naar de bol te stijgen. Om hen terecht te wijzen nam Jezus een kind
als voorbeeld. We lezen daar: “Op dat ogenblik kwamen de discipelen bij Jezus en vroegen: Wie is
wel de grootste in het Koninkrijk der hemelen? En Hij riep een kind tot Zich, plaatste dat in hun
midden, en zeide: Voorwaar, Ik zeg u, wanneer gij u niet bekeert en wordt als de kinderen, zult gij het
Koninkrijk der hemelen voorzeker niet binnengaan. Wie nu zichzelf gering zal achten als dit kind,
die is de grootste in het Koninkrijk der hemelen.”
De betreffende evangeliepredikers hebben hiervan, getuige hun geldverslindende gedrag, niets begrepen.
Verleiding tot hoogmoed is echter de opstap naar de terreur van de angst. Zodra de mens er op ingaat en
zich in ongehoorzaamheid aan het evangelie laat verleiden tot hoogmoed zal hij openstaan voor welke
dwaling dan ook. De geestelijke duisternis in het hart van de mens zal toenemen en waar duisternis
is daar is angst.
Op een van de andere pagina's van deze site plaatste ik deze spreuk: “Een van de tekenen van het geestelijke verval binnen het “christendom” is dat een evangelie dat ooit begrijpelijk was voor eenvoudige en ongeletterde mensen nu door theologen uitgelegd moet worden.” Ja, ik weet het: ik drijf nu de spot met het verschijnsel theologie, een ander woord voor godgeleerdheid (whatever that may be), een opeenhoping van voornamelijk totaal overbodige kennis, zwaar beïnvloed door leringen van vrome leergeesten. En die in het geestelijke Babylon (= het huidige Christendom) als een voorwaarde wordt gesteld om voor een “autoriteit” te kunnen doorgaan. De term godgeleerdheid is in dit verband sowieso een aanfluiting. De discipelen van Jezus, eenvoudige en ongeletterde mensen zonder al deze wetenschappelijke ballast, begrepen het evangelie van verlossing (nadat zij de Heilige Geest hadden ontvangen) namelijk beter dan de meeste theologen. Echter, aanzien in de wereld hadden zij niet.
De apostel Paulus daarentegen kon met zijn achtergrond en opleiding nog wel voor de dag komen. In Hand.
22:3 somt hij op: aan de voeten van Gamaliël opgeleid met nauwgezette inachtneming van de wet onzer vaderen,
een ijveraar voor God.... In Fil. 3:7-9 belijdt Paulus echter: “Maar alles wat mij
winst was, heb ik om Christus’ wil schade geacht. Voorzeker, ik acht zelfs alles schade, omdat de kennis
van Christus Jezus, mijn Here, dat alles te boven gaat. Om zijnentwil heb ik dit alles prijsgegeven en houd het voor
vuilnis, opdat ik Christus moge winnen, en in Hem moge blijken niet een eigen gerechtigheid, uit de wet, te bezitten,
maar de gerechtigheid door het geloof in Christus, welke uit God is op de grond van het geloof.”
Met andere woorden: “ik hecht geen enkele waarde meer aan mijn theologische achtergrond, (hij was opgeleid door
Gamaliël!) ik heb daarom al die ballast overboord gesmeten en ik heb mijn knieën gebogen voor onze Heiland
Jezus Christus die als Enige ons het eeuwige leven kan geven.” Sinds de tijd van de eerste gemeenten is, zoals
al was voorspeld, het evangelie vervuild geraakt door leringen van boze geesten. Daaraan heeft de wereld uiteindelijk
een instituut als de 100% occulte Romeins Katholieke kerk overgehouden. De reformatie heeft dit instituut destijds
pootje gehaakt op een aantal punten maar heeft in ruil daarvoor andere vervuilingen van het evangelie binnengehaald.
Zodoende bleef de Protestantse theologie wat theologie al eeuwenlang was geweest: het “evangelie”
van Babylon. Een van de Protestantse theologen die zich hiervoor liet gebruiken was ene Johannes Calvijn.
Dat uitgerekend het levenswerk van deze evangelievervalser in het Protestantse Nederland zijn verwoestende
sporen zou achterlaten heb ik destijds onder andere bij mijn beide Gereformeerde grootvaders gezien. Hun
hele leven worstelden zij met de angst, gevoed door de twijfel die Calvijn's verderfelijke uitverkiezingsleer
tot gevolg had. En datzelfde was uiteraard ook bij massa's andere gelovigen het geval. “Aan zijn
vrucht kent men de boom” zei Jezus eens. De vruchten van Calvijn waren niet te vreten. Onschuldige
vrouwen levend laten verbranden omdat zij heksen zouden zijn, de dood op de brandstapel van Michael Servet,
het zijn slechts enkele van die slechte vruchten waaraan de slechte Calvijn herkend kon worden als iemand
met een hoofd vol theologie maar met een leeg hart. En van deze wolf kon gezegd worden wat Paulus schreef
in 1 Cor. 13:2: “....maar ik had de liefde niet, ik ware niets.”
Calvijn was een handelaar in de dood. Zijn wapen was de angst, die mede door zijn uitverkiezingsleer in
stand werd gehouden. Daarom kan ook Calvijn worden beschouwd als een dictator die angst als wapen gebruikte.
In het voorgaande heb ik ze al even genoemd: mijn beide
grootvaders die onder hun Gereformeerde erfenis hebben gezucht en dan met name onder het juk dat Calvijn
hen had opgelegd. Van de laatste jaren van mijn vaders vader heb ik destijds niet veel meegekregen (ik
was nog te jong) maar grootvader van moeders kant heb ik goed gekend. Ook hij ging gebukt onder de onzekerheid
die de uitverkiezingsleer met zich meebrengt en daarmee de terreur van de angst. Op een goede dag kreeg
mijn moeder de ingeving om haar pa een ansichtkaart te sturen met een tekst uit Jesaja
43:1: “Maar nu, zo zegt de Here, uw Schepper, o Jacob, en uw Formeerder, o Israël: Vrees
niet, want Ik heb u verlost, Ik heb u bij uw naam geroepen, gij zijt Mijn”. Het betekende voor
de arme man een ommekeer in zijn leven. Deze woorden raakten zijn hart en hij wist vanaf toen dat hij
Gods eigendom was en voor eeuwig behouden. Wanneer wij in de jaren daarna onze grootouders bezochten hing
daar die ansichtkaart in de woonkamer, op een goed zichtbare plaats. Deze tekst uit Jesaja had hem dus
eindelijk die rust en zekerheid gegeven die Calvijn hem had afgepakt. Na zijn overlijden heeft mijn moeder
na het ontruimen van zijn woning de bewuste ansichtkaart weer meegenomen. Een verkleinde weergave van
deze ansichtkaart (maar dat had je natuurlijk allang gezien!) heb ik hiernaast/hierboven geplaatst. De
arme man was door deze woorden uit Jesaja 43 van slavernij bevrijd. Slavernij als gevolg van de onzekerheid
door een lering van boze geesten (de theologie van Calvijn) en als gevolg van de angst die hem daardoor
gevangen hield.
In het voorgaande hebben wij in Hebr. 2:14-15 kunnen lezen: “Daar nu de
kinderen aan bloed en vlees deel hebben, heeft ook Hij op gelijke wijze daaraan deel gekregen, opdat Hij
door zijn dood hem, die de macht over de dood had, de duivel, zou onttronen, en allen zou bevrijden, die
gedurende hun ganse leven door angst voor de dood tot slavernij gedoemd waren.” Hier wordt
in een paar woorden weergegeven dat Jezus (onze Schepper!) door Zijn geboorte uit Maria mens werd en als
mens vrijwillig de gang naar Getsémane en Golgotha is gegaan om aan de macht van de satan (als overste
van deze wereld) een einde te maken. Door Jezus' gehoorzaamheid tot de dood en dus door Zijn overwinning
op Golgotha kon Hij de zuchtenden uit de gevangenis van de angst bevrijden. In Romeinen
5:19 lezen wij over Jezus' gehoorzaamheid: “Want, gelijk door de ongehoorzaamheid van een
mens (= Adam) zeer velen zondaren geworden zijn, zo zullen ook door de gehoorzaamheid van een (= Jezus)
zeer velen rechtvaardigen worden.”
We lezen van Jezus dat Hij in Getsémane, kort voor Zijn gevangenneming, zelf doodsangsten doorstond.
Men zou hieruit maar al te makkelijk af kunnen leiden dat Hij zelf niet volmaakt in de liefde was zoals
1 Joh. 4:18 stelt. Jezus gaf zichzelf echter vrijwillig
over om gekruisigd te worden. Dat liet Hij Zijn vijanden weten in Lucas 22:53:
“Terwijl Ik dagelijks bij u was in de tempel, hebt gij geen hand naar Mij uitgestoken. Maar dit
is uw ure en de macht der duisternis.” Jezus proefde vrijwillig de angsten van de hel zodat
wij daaraan mogen ontkomen, Hij gaf zich over aan de macht van de satan en aan het klimaat van de eeuwige
verlorenheid. Met Zijn discipelen had Hij hier tevoren over gesproken in Joh. 14:29-31:
“En nu heb Ik het u gezegd, eer het geschiedt, opdat gij geloven moogt, wanneer het geschiedt. Niet
veel zal Ik meer met u spreken, want de overste der wereld komt en heeft aan Mij niets, maar de
wereld moet weten, dat Ik de Vader liefheb en zo doe, als Mij de Vader geboden heeft. Staat op, laten
wij vanhier gaan.” Jezus benadrukte hier dat Hij in gehoorzaamheid aan de Vader deze lijdensweg
ging. Vrijwillig en niet gedwongen. Dat is een lijdensweg die wij niet hoeven te gaan. En die wij,
zondaren, zelfs niet eens zouden kunnen gaan. Doordat Jezus zonder zonde was en bleef vond de overste
der wereld niets aan Hem en moest hij Jezus laten gaan toen die het dodenrijk weer verliet en de rechtvaardigen
van het Oude Testament meenam zodat zij in de hemel in de nabijheid van de Vader mochten verblijven. Denk
hierbij bijvoorbeeld aan Mozes, Noach, Abraham, David, Daniël, Job en vele, vele anderen.
Nog even terugkomend op meneer Calvijn. Hij behoorde tot het gilde van profeten.... herstel.... proleten die onder
een schijn van recht onheil stichtten. Het Calvinisme met zijn uitverkiezingsleer is daar een schreeuwend voorbeeld
van. Op een vergelijkbare manier gaan alle valse leringen binnen het “Christendom” maar ook alle religies
daarbuiten te werk. Zij alle staan in dienst van de satan en zonder uitzondering zijn zij te herkennen aan een element
van angst, in wat voor vorm dan ook, als de handtekening van de satan. Het Calvinisme heeft binnen de Protestantse
kerk flink huisgehouden en de gevolgen ervan zijn tot op de dag van heden herkenbaar. In het religieuze Nederland gingen
vele generaties gebukt onder de demonische erfenis van deze rover. Een rover die de vrede roofde uit het hart van al
die arme drommels die door hun religieuze leiders werden gebombardeerd met Calvijn's leugens.
Van alle religies die uit de pijlkoker van de satan komen wil ik er twee, of misschien beter gezegd, één onder
de aandacht brengen. Het is een religie waarvan namelijk twee versies bestaan, die ogenschijnlijk elkaars vijanden zijn.
De ene versie is de Romeins Katholieke religie, beter bekend als de Rooms Katholieke kerk en de andere is de Islam.
Het Rooms Katholicisme gaat door voor “christelijk” terwijl de Islam niets anders is dan de Arabische
versie van datzelfde Rooms Katholicisme. Het evangelie van het Koninkrijk Gods is er duidelijk over dat wij zondaren
het eeuwige leven nergens mee kunnen verdienen. Echt nergens mee. De enige weg tot de Vader is Jezus Christus.
Wie in Hem gelooft en zich met berouw bekeert van zijn boze werken zal behouden worden. In zowel de Roomse religie als
in de Islam bestaat er daarentegen een dwingende plicht tot het doen van goede werken om de hemel te kunnen verdienen.
Een plicht die er altijd een beklemmende onzekerheid over laat bestaan of men uiteindelijk goed genoeg voor de hemel
zal worden bevonden. De bijbel leert ons echter dat door berouw, bekering, het geloof in Jezus Christus en door het
aanvaarden van Zijn positie als enige Middelaar tussen God de Vader en de zondige mens, het eeuwige leven ons deel is.
En daar voegen “goede” werken totaal niets aan toe. Deze vereiste “goede” werken hebben slechts
tot gevolg dat men alleen maar uit eigenbelang bezig is de hemel te verdienen. Dat heeft met liefde niets van
doen.
Eveneens is het voortdurend herhalen van gebeden (met behulp van de Rozenkrans) zowel in de Roomse religie als in de
Islam een verplichting. Een verplichting die angstvallig wordt nagekomen uit angst voor straf bij het verzaken van deze
plicht. Van een persoonlijke omgang met “Maria” of met de Islamitische god Allah is geen sprake. Zo zijn
er nog meer voorbeelden die aantonen dat angst dé drijvende kracht achter beide religies is. Omdat het leringen
van boze geesten zijn!! Dat is een onvergelijkbaar ander klimaat dan het klimaat van het Koninkrijk Gods dat Jezus
verspreidde. Daarvan getuigde Petrus, als antwoord op een vraag van Jezus. In Joh. 6:67-69
lezen we: “Jezus zeide dan tot de twaalven: Gij wilt toch ook niet weggaan? Simon Petrus antwoordde Hem: Here,
tot wie zullen wij heengaan? Gij hebt woorden van eeuwig leven; en wij hebben geloofd en erkend, dat
Gij zijt de Heilige Gods”.
De genoemde onzekerheid versterkt onvermijdelijk de angst in een mensenleven. Wat een rotleven. Maar,
daar hebben de uitvinders van de Islam een oplossing voor gevonden. Want: in de Islam is het vrijwillig
deelnemen aan de Jihad (“heilige oorlog”) een garantie dat men naar de hemel
mag gaan. Dit nu is niets anders dan een sluwe methode om ervan verzekerd te zijn dat nogal wat gehersenspoelde
Moslims zichzelf maar al te graag bij een zelfmoordactie opblazen. Wat oorspronkelijk dan ook precies
de hele opzet was van dit demonische vangnet. Het drama is dat zij na deze daad op een totaal andere
plek terechtkomen dan hen is beloofd. De satan blijft een leugenaar!
En om het in een definitie samen te vatten: de Islam is niet een op zichzelf staande religie maar een
militair systeem dat een religie van de angst toepast om een kadaverdiscipline af te dwingen.
De overeenkomst met het militaire systeem van het Rooms Katholicisme is goed zichtbaar want ook daar is
angst de drijvende kracht. De onvoorstelbare wreedheden die tijdens de Tweede Wereldoorlog in Kroatië
(met goedvinden van de paus!!) werden begaan door Roomse priesters, monniken, paters, en zelfs nonnen(!),
getuigen hiervan. Wie niet meeliep in die mars der wreedheid werd zelf vermorzeld. Kort samengevat is
de keuze tussen Jezus of Allah een keuze tussen de vrijwillige liefde voor Jezus of de
dwingende angst voor Allah. Tussen die twee uitersten zit een wereld van verschil.
We zetten de drie genoemde boosdoeners nog even op een rij:
Zoals bekend mag worden geacht wordt de wereldbevolking door nog veel meer religies in de ban gehouden. In de
ban van de angst. Om niet te veel uit te weiden beperk ik mij nu tot de zogenaamde “primitieve” volken.
Opvallend is dat hoe minder materiële welvaart de mens kent en hoe moeilijker het is om in de dagelijkse levensbehoeften
te voorzien, hoe meer de goddelozen zich bewust zijn van de aanwezigheid van boze geesten. De immateriële zaken
bepalen in die situatie het leven meer dan de zichtbare. De tegenovergestelde situatie is dat de Westerse mens met
al zijn moderne technische zegeningen veel minder tot vrijwel geen belangstelling heeft voor de bovennatuurlijke
dingen. Maar dat terzijde. Paris Reidhead, een Amerikaanse zendeling, vertelde eens over zijn ervaringen in Afrika.
Hier volgt een citaat uit zijn verhaal:
Citaat:
Toen mijn vrouw en ik in 1945 naar Afrika gingen hadden we net een doorsnee opleiding achter de rug zoals je die
van een goede bijbelschool mag verwachten. Dus hadden wij geen hoge verwachtingen van wat mensen wisten die nog nooit
een zendeling hadden gezien of de Naam van Jezus hadden gehoord. Maar toen ik naar die volksstam ging die in de Soedanese/Ethiopische
grensstreek leefde, waar ze zeiden dat ik de eerste was die met een bijbel kwam en de eerste die de Naam van Jezus tegenover
hen noemde, kwam ik tot de ontdekking dat deze mensen verbazingwekkend veel wisten. Veel meer dan mij was geleerd te
verwachten. Zij kenden bijvoorbeeld de God die de wereld heeft geschapen. Alles wat je hoefde te doen was een tak afbreken
of een steen oprapen, of wat dan ook, en te vragen: “Wie heeft dit gemaakt?” Dan gaven ze je de naam, in
dit geval was dat “Wannamiesj” (opmerking van de webmaster: dit woord is slechts een klankweergave), dat
Hij heilig was en dat Hij toornig op hen was vanwege hun zonden. Zij wisten ook af van het bestaan van de satan. “Waarom
offeren jullie je kippen dan niet aan Wannamiesj?” En dan was hun antwoord: “We weten niet eens of Hij die
kippen wel wil hebben. We kunnen ze niet aan Hem verspillen want wij weten niet of dat is wat Hij wil. Wij weten dat
als we onze kippen niet aan de boze geesten offeren onze geiten dood zullen gaan en onze gewassen niet zullen groeien.
Daarom bewaren we al onze kippen voor hen die ze wel willen hebben: de boze geesten.”
Einde citaat.
De meest opzienbarende ontdekking die Paris Reidhead deed was dat deze zogenaamd “primitieve” mensen,
rondrennend met hakmes, blaaspijp en speer heel goed afwisten van het bestaan van de God die alles heeft geschapen.
Desondanks gaven zij er de voorkeur aan hun leven te laten terroriseren door de boze geesten. En die eisten dus offers.
Men deed dit allemaal in de hoop dat de boze geesten gunstig gestemd zouden zijn door het offeren van hun kippen. Het
ligt voor de hand dat er van boze geesten niets goeds te verwachten is. Het beste dat deze heidenen hadden in hun miserabele
leven was de gammele hoop dat de boze geesten hen ter wille zouden zijn. Onzekerheid daarover beheerste hun leven. En
met de onzekerheid de angst. Zij kozen er desondanks voor om de allerhoogste God te negeren en angst was hun deel. Hoe
dwaas kan de mens zijn!
Hierover nadenkend kwamen mij een paar regels in gedachten uit Gezang 165:1.
Die kennis heb ik overgehouden uit de Gereformeerde erfenis van mijn ouders en mijn deels Gereformeerde
opvoeding. Het zijn een paar regels die al veel vaker door me heen zijn gegaan, als ik weer eens werd
bepaald bij de dwaasheid van verloren zondaren die tegen beter weten in Gods uitgestrekte hand
niet willen grijpen. Die regels gaan als volgt: “Ontwaak en sta op, het gevaar is zo groot! Wie
kiest, o verdwaasde, voor 't leven de dood?” Velen zijn de dwazen die de kennis die zij hebben
van de allerhoogste God negeren en kiezen voor de eeuwige angst. Precies zoals Jezus al voorzegde
in Joh. 3:19-20: “Dit is het oordeel, dat het licht in de wereld gekomen
is en de mensen de duisternis liever gehad hebben dan het licht, want hun werken waren boos. Want
een ieder, die kwaad bedrijft, haat het licht, en gaat niet tot het licht, opdat zijn werken niet aan
de dag komen.”
Toch blijft daar Gods uitgestrekte hand naar iedere verloren zondaar. Blijft de kans om te kiezen voor
het eeuwige leven met Hem. Hij doet er echt alles aan om de zondaren op deze wereld op tijd te overtuigen
van hun verloren toestand. Om dit te onderstrepen herhaal ik nog maar eens wat in het voorgaande al is
aangehaald, namelijk Jezus' woorden uit Openb. 3:20: “Zie, Ik sta aan de deur en Ik klop. Indien iemand naar mijn stem
hoort en de deur opent, Ik zal bij hem binnenkomen en maaltijd met hem houden en hij met Mij.” En
daar is geen plaats voor angst. Want, zo lezen wij in Jezus' uitnodiging in Joh. 5:24:
“Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, wie mijn woord hoort en Hem gelooft, die Mij gezonden heeft, heeft
eeuwig leven en komt niet in het oordeel, want hij is overgegaan uit de dood in het leven.”
Voor deze geredden gaat eveneens op wat Openb. 21:4 zegt: “en Hij zal
alle tranen van hun ogen afwissen, en de dood zal niet meer zijn noch rouw, noch geklaag, noch
moeite zal er meer zijn, want de eerste dingen zijn voorbijgegaan.” Waar de dood is daar is angst.
Als we dus lezen dat de dood niet meer zal zijn kunnen we ook lezen: en de angst zal niet meer zijn...
Echter.... voor wie zich blijft verzetten tegen Gods uitnodiging rest slechts de waarschuwing uit Hebr.
10:26-27: “Want indien wij opzettelijk zondigen, nadat wij tot erkentenis der waarheid gekomen
zijn, blijft er geen offer voor de zonden meer over, maar een vreselijk uitzicht op het oordeel en de
felheid van een vuur, dat de wederspannigen zal verteren.” Maak hier niet de denkfout dat het
“tot erkentenis der waarheid komen” alleen opgaat voor hen die ooit bekeerd zijn geweest.
Ook de bosjesman (met zijn hakmes, blaaspijp en speer) die heeft erkend wie de allerhoogste God is, de
God die alles heeft geschapen, maar desondanks zijn toevlucht blijft zoeken bij de boze geesten blijft
eeuwig onder de toorn van God. Voor al deze wederspannigen is de angst: Gods oordeel voor de eeuwigheid.
Lezer, hoor jij daar ook bij??